![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
|
De Leuvense stichting van Anna van Asseldonck1. Anna van Asseldonck legateerde in haar testament van 16 juli 1638, onder andere: - 'Coomende dan tot het legaet van seeckere bursen ende alimentatien voor seeckere knechtkens ende meyskens van myn maescap, vaderlant en andersins. Anna wil dat er voor meisjes een 'bequam huijs' gekocht of gebouwd wordt op het Groot Begijnhof te Leuven, van maximaal 2.000 gulden. het huis moet worden gemeubileerd en dient voor de meisjes 'om tesamen daer in te woonen.' - Voor 'bursen ende alimentatie aen knechtkens ende meyskens van myn maeschap, vaderlant ende andersins', legateert Anna een rente van 1.200 rijnsgulden per jaar. (Bron: ARA Brussel, Openbare Onderstand Leuven, inv. nr. 4260) 2. Op 11 oktober 1644 werden de rekeningen van de uitvoerders van het testament van Anna van Asseldonck afgehoord en gesloten. Een jaarlijkse rente van 200 gulden (kapitaal 3.000 gulden) werd gebruikt voor de gedeeltelijke bouw en meubilering van een huis op het Groot Begijnhof. Een rente van 1.000 gulden (kapitaal 16.480 gulden) werd gebruikt voor het instellen van beurzen. (Bron: ARA Brussel, Openbare Onderstand Leuven, inv. nr. 4260) 3. Anna van Asseldonck stelde zelf het reglement op voor haar stichting. De helft van de beurzen was voor jongens en de helft voor meisjes. Voorrang krijgen: 1e- 'mijn arme vrinden' en 'arme weesen van myne bloede wesende' 2e- 'arme weesen' uit 's-Hertogenbosch, Erp en Sint-Oedenrode 3e- 'alle arme wesen van de Meijerije van sHertogenbossche' 4e- 'alle arme van de Meijerije voors(creve) 'aengaende de knechtkens': - deze zullen worden aangenomen door de proviseurs - ze moeten de humanoriajaren volgen in het 'collegie Vaulxiano, gemeijnelyck van Gendt' te leuven. - ze moeten de humanoria in 6 jaar beëindigen en mogen niet doubleren - hierna kunnen ze verder studeren in de 'philosophie in de Valckschole, oft Borcht school', in 2 jaar te beëindigen - 'moeten promoveren mijne vrinden ten minsten voor het leste derdendeel der promotie ende de vremde voor het middel' - na de promotie mogen ze 4 jaren theologie studeren en in die tijd 'baccalaurens formatus' worden - De humanoriastudenten krijgen een beurs van 65 gulden per jaar. De filosofiestudenten 90 Rijnsgulden - elk half jaar moeten ze een rapport 'van haer studie en leven' inleveren bij de provisoren, 'ten eynde die hun qualyck compoteren te suspenderen oft priueren van de burse'. - die niet bekwaam zijn om te studeren kunnen een ambacht leren - de studenten moeten minstens 1 x in 2 maanden biechten en communiceren - voor hun boeken krijgen ze maximaal 12 gulden eens 'die ambachtsgasten' - deze kunnen vier jaar een beurs krijgen, de eerste 2 jaar 50 gulden per jaar, hierna 30 gulden - ze zullen worden aangenomen door de provisuers en mogen zelf een ambacht kiezen - als ze met goed gevolg de opleiding voltooien, krijgen degene die van Anna's vrienden zijn een kleed - ze moeten elke twee maanden biechten en communiceren - zij moeten elk half jaar 'een getuijgenis van hun meesters van hun leeringe ende leven' aan de proviseurs overleggen 'die meijskens' - 'dese sullen wesen acht int getal' - ze zullen in een hui op het Groot of Klein begeijnhof in leuven wonen, onde toezicht van een meesteres en het huis zal gebouwd of gekocht worden door de proviseurs - de meisjes zullen in het huis slapen en voorzien worden van 'vier ende licht, potagie ende cleijn bier voor den dorst' - de overschot van het gerserveerde bedrag wordt onder de meisjes verdeeld, zodanig dat de meisjes jonger dan 15 jaar 1/3 meer ontvangen - de meisjes mogen aangenomen worden vanaf hun 7e jaar en mogen blijven tot en met hun 17e jaar - ze 'sullen gelyckelyck gecleet gaan in doncker coleur' - de meisjes die begijn willen worden, mogen in het huis blijven wonen, totdat ze in een ander huis op het begijnhof geplaatst kunnen worden om hun proefjaar te beginnen 'de proviseurs' - pastoor Henrick Hornkens en de pastoor van het begijnhof worden aangewezen als proviseurs - Hornkens moet opgevolgd worden door iemand uit de familie van Anna's vader, die in Leuven zal moeten wonen, of de eerste proviseur van de wereldlijke rechten Diodorus Tuldens, of iemand naar goeddunken van Hornkens - de proviseus zullen de meesteres van het huis benoemen, met een voorkeur voor een begijn die familie is van Anna - de proviseurs mogen een huis kopen of bouwen en daar maximaal 3.000 gulden voor uitgeven, en totdat dit huis klaar is een huis huren - de rentmeester van de stichting zal elk jaar rond Sint-Banmis de rekeningen aan de proviseurs overleggen, de rentmeester van het begijnhof is tevens rentmeester van de stichting - bij het sluiten van de rekeningen moeten de proviseurs en hofmeesteressen aanwezig zijn. De hofmeesterssen krijgen daarvoor een vergoeding - degenen die een beurs genieten mogen niet elders nog een andere beurs genieten - als meisjes in willen treden in een klooster, krijgen ze een kleed van 50 gulden, als jongens in willen treden krijgen ze een kleed van 30 gulden - als er een beurs vacant is, moeten de proviseurs dit bekend laten maken in genoemde plaatsen. Een beurs mag niet langer dan 2 maanden vacant blijven 'de meesteressen van het huis' - ze moeten elk jaar de rekeningen overleggen - elke 2 maanden zal de hofmeesteres het huis bezoeken en de rekeningen controleren, hiervoor krijgt ze 6 stuivers - de huismeesters moet ook de ontvangsten noteren - de meesters zal er op toezien 'dat de meijskens leeren naeyen, spelwerck maecken, oft andere vrouwe handtwerck' - met toestemming van de proviseurs en huismeesters kan men enige meisjes bij een andere meesters op het Begijnhof haar handwerken laten leren - De proviseurs mogen het reglement aanpassen na advues ingewonnen te hebben van 'de twee eerste professeuren in de rechten ende eenen docteur in de Godtheijt, die de lesse heeft van de heijlighe schrifture'. Deze moeten ook geraadpleegd worden bij onduidelijkheden. De beursstudenten die door de proviseurs geschorst worden kunnen bij deze geleerden niet in beroep gaan. - De proviseurs krijgen voor het afhoren van de rekeningen en andere inspanningen 6 gulden per jaar. Ze mogen geen giften van sollicitanten aannemen. - De beurzen en het huis mogen naar elders getransporteerd worden, maar alleen naar een stad waar de katholieke religie beoefend wordt, 'ende dat Godt gaeve de stadt shertogenbossche wederom conincx worde, begeire dat dese burse ende alimentatie sullen aldaer getransporteert worden ende gestelt aldaer op den beghynhoff'. - begijntjes die overlijden en van de beurs genoten hebben en eninge 'pieuse legaeten maecken', moeten eerst 18 gulden eens aan deze stichting schenken. Ondertekend door: 'Anna van Asseldonck' Op 20 oktober 1638 werd het reglement 'besloten in een couvert', door notaris D. legius in het Begijnhof te Leuven geopend en voorgelezen aan: pater Ryderus, prior van de predikheren te Leuven, heer Hendrick Hornkens, pastoor van Sint-Geertruij in Leuven, heer Hendrick van de Hove, priester in de Sint-Gudula kerk in Brussel, heer Henricus Vennius, pastoor van het groot begijnhof in Leuven en vier hofmeesterssen: Anna Vlemincx, Barbara Worteleres, Martha Goorts en Johanna de Muntere. Zij aksepteren de stichting. (Bron: ARA Brussel, Openbare Onderstand Leuven, inv. nr. 4260) 4. In 1641 stond het huis al onder dak en konden de eerste meisjes er hun intrek nemen. Het volledige bestek van de bouw bleef beaaard. De kosten liepen heel wat hoger op dan was voorzien. De totale kosten bedroegen 7.101 Rijnsgulden. Daarvan waren slechts 3.000 gulden gedekt door het legaat. Het resterende bedrag werd bijgebracht door Henrick Hornkens. (Bron: ARA Brussel, Openbare Onderstand Leuven, inv. nr. 4260) 5. Het huis kreeg de naam 'Het concent van O.L. Vrouw presentatie', en wordt in archiefstukken ook vaak 'Het convent Asseldonck', 'Het Nieuw Convent', of 'Alimentattiehuijs' genoemd. Het huis is het grootste van het Groot Begijnhof in Leuven. De voorgevel is 18 meter breed. Het huis is 6 meter diep en 2 bouwlagen hoog. In de voorgevel kan men nog altijd een mooiw terracotta bewonderen van Hieronymus Coseri, aangebracht tussen 1662 en 1667, voorstellende de presentatie van O.L.Vrouw in de tempel, een verwijzing naar de naam van het huis. Het huis heeft nummer 27 op het Groot begijnhof. Rechts en links naast de deur bevinden zich nog fragmenten van een opschrift met de namen van de eerste proviseurs. R.D. HENRICUS HENRICUS HORNKENS PASTOR VENNEUS S. THEOL. LICET DIVE GERTRUDIS 1639 (PASTOR) VIVS LOCIIn de Franse tijd (1796) werden alle godsdienstige instellingen als kloosters en begijnhoven afgeschaft. Vanaf toen zijn de stichting van studiebeurzen voor meisjes en het gebouw op het Groot Begijnhof niet meer verbonden en zijn ze beiden een eigen leven gaan leiden. Het Groot Begijnhof in Leuven werd in 1796 overgedragen aan 'Les Hospices civils'. De begijnen mochten er blijven wonen, maar mochten geen begijnkleed meer dragen. Na de Franse revolutie hernamen de begijnen hun oude leven. In 1978 woonde er nog slechts één begijn op het Groot begijnhof, zuster Julia. In 1962 werd het hele begijnhof verkocht aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Ook het convent Asseldonck werd gerenoveerd als studentenwoning. Bij deze restauratie ging de oorspronkelijke indeling verloren. Van het oorspronkelijke interieur bestaan alleen nog de grote 'werckamer' met open haard en de eikenhouten trap met mooie balusters. (Bron: W.A. Olyslagers, Het Groot Begijnhof van Leuven, (Leuven 1978)) 6. De stichting van Anna van Asseldonck werd nog 3 x uitgebreid: - In 1641 stichtte Godefridus de Pulsere, pastoor in Eerschot en kanunnik in Sint-Oedenrode, een bijkomende beurs van 72 gulden voor een meisje. - In 1652 schonk hendrik van de Ven, pastoor van het Groot Begijnhof, aan het convent van Onze-Lieve-Vrouwe- Presentatie een rente van 300 gulden per jaar voor vier arme meisjes van zijn familie, of voor het onderhoud van arme begijntjes. - In 1657 schonk Hendrik Hornkens een rente van 400 gulden per jaar voor de stichting. (Bron: ARA Brussel, Openbare Onderstand Leuven, inv. nr. 4260, 4262, 4264) 7. Een gedeelte van de correspondentie van de stichting tot rond 1800 bleef bewaard. De meeste beursstudenten waren nakomelingen van de halfzussen van Anna's moeder, met name kwamen ze voort uit de familie van Jan Leyten en Gerard Thielemans. Verder kwamen veel bersstudenten voort uit de familie van Anna's moeders moeder, Joanna van de Couvering. (Bron: ARA Brussel, Openbare Onderstand Leuven, inv. nr. 4260-4304) 8. Op 20 april 1673 schreef Art Jan Leyten, presidentschepen in Erp en neef van Anna van Asseldonck, een brief naar het Groot Begijnhof, die wat meer licht werpt op de stichting. Hij schrijft o.a.: 'Ick hebbe aen Meriken sone geseijt dat hij eene beurs soude hebben, waervan hy u eerw(aerde) hertelic is bedanckende. U eerw(aerde) schrijft dat Gijsbert Thielemans niet in den boom en staet, daer ick aft verwondert ben ende soo is den boom niet welgemaeckt, want den voors(creve) Gijsbert is tot Gemert van den Hessen doot geslaegen als hij Gemert onder contributie wouden stellen met meer andere innewoonderen van Gemert, achter laetende 7 à 8 kynderen, waervan eenige de beurse hebben gehadt int legimie van de fondatie. Jenneken van Ponsendael is getrouwt geweest met gerart Peter Thielemans, hebben met malcanderen verweckt achten levende kynderen, ende de voors(creve) Gerart is jonck gestorven, soo dat ick hem niet gekent en hebben, laetende de voors(creve) Jenneken, weduwe, achter met de voors(creve) kijnderen sonder middelen, soo dat se moste geholpen worden van mijne moeder, diewelcke was haer suster, ende omdat sy was een eerlic deuchtsaeme vrouwe, soo hadde een igelic haer lieff, ende hadde medelijden met haer ende haere kijnderen. Ende om die kijnderen oft kintskijnderen tot staet te brengen, soo is de fondatie gemaeckt, gelijck de fondatrice selver tegens mij verscheijden reijsen heeft geseijdt ende seijde, als de goederen souden gedeijlt worden, souden hen allemael niet komen helpen, ende souden deselve met armoeden verkiesen, ende de fondatie soude altijt voor d' arme comen blijven ende dienen, ende de fondatresse heeft de kijnderen van de voors(creve) Jenneken bij haar leven daer toe vercoren ende niet diegene die u eerw(aerde) de beurse heeft gegeven, ende seide geene voorbij gaen d' arme vrienden daeromme de selve beursen sijn gefondeert, want in het testament staet wel expresselic tot 3 reijsen toe, begeere dat mijn arme vrienden hebbende (egeen) vader oft moeder, dese mijne beurse sullen genieten. Het goedt oft de goederen daer de fondatie van gemaeckt is, sijn van mijn moeders vader gekomen ende niet van de andere sijden. Mijn moeijken, joffr(ouw)e Anna van der Asseldoncq moeder, was enen voordochter ende erftde all de haeffe goederen van haer vader ende hadde gy met myn moeders moeder egeene goederen gehadt, soo soude de naerkynderen egeen goederen gehadt hebben, want de goederen van haere vader alrede verstorven waeren, en besat deselve in tochte ende waeren tochtgoederen, en erftde de fondaterse moeder alleen, daer sij groot gelt affgemaeckt hebben. Den sone van Meriken, dochtere Gijsbert Gerarts Thieleman is hem wederom presenterende tot dese gepubliceerde beurse om een ambacht te moghen leeren. Hij is vaderloos ende mede arme ende van de naeste vrienden. Dat voor dese die erbuijten sijn gecomen, dat sij versochte de beurse om te studeren, is d' oirsaeke geweest dat hy niet en wiste dat men op de beurse enen ambacjt mochte leeren ende en worden d' erste tyt niet gepubliceert ende dat sommige die middelen hebben comen solliciteren omn de beurs te genoeten, is d' oirsaecke dat sy niet en weten, dat de beurse sijn gefondeert voor d' arme vrienden, want onlanckx sprack mij Boxmeer binnen Den Bosch aen om de voors(creve) beurse voor syne sone dewelck is tot Loven, ende dan ick hem seyde dat deselve waeren gemaeckt voor d' arme vrienden ende niet voor degene die middelen hadde, ende dat myn sonen egheen hadden. Dan seyde hy, "soo begeere ick dan oock niet, daer begeerde oock gepubliceert te worden voor arme vrienden van joffr(ouw)e Anna van der Asseldonck om te studeren ofte een ambacht te leeren, want alle arme sijn gelijck, nu doet soo soude ick deseelve beurse niet begeren"'. (Bron: ARA Brussel, Openbare Onderstand Leuven, inv. nr. 4273) 9. Als illustratie nog een brief van Joannes van den Braeck, pastoor te Erp, van 14 april 1767: 'Juffrauw, u e(dele) can aen mij het gelt van de twee jonghmanen van Haerlem toestueren oft selver brenghen, u (edele) sal mij uijt ter herte wilcom wesen. Waer aengaet de beursen, heb ick geen brief gehadt om deselve te publiceren. ick recommandeert besonderlijck Hendrick, den soon van Matheus van der Leest. Hij heeft een vader en stiefmoeder, maer seer arm. Voorlede iaer hadt imant van sijn gerengh maeghschap hem van sijn vader weghgehaelt. Sijn cleeren waeren aen sijn lijf genaijt aen malkanderen, sij hadden hem de cleere moeten uijttrecken, sijn haer afsnijden, om de luijsen van sijn lichaem en uijt sijn lichaem te wasschen. De luijsen hadde gaeten in sijn lichaem gebeten. Nu is hij weder thuijs gestuert. Hij was geluckigher dat hij ouders hadt, die met hem van deut tot deur ginghen bedelen en hem rijnigde, als tegenwoordigh, soo dat aen niemandt de beurs beter besteedt can sijn als aen hem. Hij sou op het schoenmaecken gaen en de vrinden soude hem van sijn vaeder afnemen. Hier neven sijn doopbrief en den doopbrief van sijn moeder, mari Hooghers. Sijn grootmoeder is de eijge suster van Hendrick Hoogers, of Hendrick Geerit Janse, die de beurs genoten heeft int jaer 1700 of daer ontrent en is nogh int leven, en belijdt dat Mari Hoogers sijn eijge suster is, soo dat ick u e(dele) versoeck u best te doen bij de proviseurs dat desen jongelingh de beurs magh genieten.' (Bron: ARA Brussel, Openbare Onderstand Leuven, inv. nr. 4275) Bij de solicitanten van 1767 staat vermeld: 'Henrcus van der Leest ex Erp, bap-z. 23 aug. 1756, orbates matre, pauperrimus justa testamonium, etant procaiteue guinetate probande'. (Bron: ARA Brussel, Openbare Onderstand Leuven, inv. nr. 4273) 10. In de Franse tijd werd het Leuvense Groot Begijnhof afgeschaft en werd ook weinig rekening gehouden met Anna's beschikkingen. Maar bij Koninklijk Besluit van 26 december 1818 en het doorop volgende Koninklijk Besluit) stelde Koning Willem I weer orde op zaken. De begeving van de studiebeurzen werd toen toevertrouwd aan het bestuur van de godshuizen te Leuven, op zo'n manier dat ook nog een familielid van Anna van Asseldonck daarover mee kon beslissen. In 1864 bracht de stichting nog 2.924,05 Belgische franken op. Op 19 december 1864 werd in belgië de wet op de beurzenstichtingen aangenomen. Het beheer van de studiebeurzen kwam toen aan de 'Commissie voor studiebeurzen van de provincie Brabant'. In 1984 lag daar het beheer nog steeds. Kandidaten die nu nog aanspraak wensen te maken op een van de door Anna van Asseldonk opgerichte beurzen moeten elk jaar vóór 1 mei hun identiteit opgeven. In 1983 was er van deze beurzen nog elk jaar een bedrag van 6.000 Belgische franken beschikbaar voor een jongen en eenzelfde bedrag voor een meisje. Bij het uitdelen van deze studiebeurzen worden nog steeds de bepalingen in Anna's testament en reglement als uitgangspunt genomen. Alleen het ambachtsonderwijs is uit de bepalingen geschrapt, omdat dat nu gratis is in Belgieë. (Bronnen: Boschboombladeren (1983) 38-43; Schutjes, L.H.C, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (5 dln.; St. Michiels-Gestel 1870-1876) deel 2, 256; Coppens, J.A., Nieuwe beschrijving van het bisdom 's-Hertogenbosch naar aanleiding van het Katholijk Meijerijsch Memorieboek van A. van Gils (4 dln.; 's-Hertogenbosch 1840-1844) deel 1, 408; Nieuw nederlands Biografisch Woordenboek, (Amsterdam 1974), deel VIII, 35; Handboekje voor de zaken der Roomsch katholijke eeredienst (1872) deel XXVI, 328; Fondations des bourses d'études, deel II, 365-482; M.M.P. van Asseldonk, 'Anna van Asseldonck (1600-1638): vroom weldoenster', in: Brabantse Biografieën 4 ('s-Hertogenbosch 1996) 14-17. |
||||
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
||||
![]() ![]() ![]() |