Claes van der Asseldonck Wellen van der Asseldonk Jacob Matheus Jacobszn Jacob Hendrick Jacobszn

Johannes


Woonplaats: 's-Hertogenbosch

Geboren: in 1590 of 1591
          Vader  : Jan, zoon van Jan Jacobs Rijders van Asseldonck
          Moeder: Geertruda van der Meer

Overleden: in 1658


Gegevens:

1.
Joannes Ryderus van Asseldonck trad op 18-jarige leeftijd in bij de Dominicanen (ofwel Predikheren) in 's-Hertogenbosch. Hij studeerde en werd Magister in de Godgeleerdheid. Hij vervulde veel functies binnen zijn congegratie. Zijn hoogste post was provinciaal van de Nederduitse orde. Hij stond bekend om zijn strengheid. Hij was een aanhanger van het Jansenisme, een stroming binnen de katholieke Kerk die een bijna ascetisch leven propageerde. Hij was een tijd lang persoonlijk raadgever van bisschop Ophovius. Voor een beknopte levensbeschrijving van Joannes Ryderus, zie: Van Asseldonk, M.M.P., 'Johannes Ryderus (1591-1658): geestelijk bestuurder, Brabantse Biografieën 5 (’s-Hertogenbosch 1999) 118-122.

2.
Kort overzicht van zijn levensloop:
- 1591 : geboren
- 1609 : trad in bij de Bossche Dominicanen
- 1610-1618: studeert in Leuven
- 1616 : priester gewijd
- 1618-1623: doceerde theologie in het Bossche Dominicanenklooster
- 1623-1626: prior in het Bossche klooster
- 1626-1629: prior in Maastricht
- 1629 : werd magister in de Godgeleerdheid
- 1629-1630: prior in Leuven
- 1630 : prior in Boxtel
- 1630-1637: raadgever van de Bossche bisschop Ophovius
- 1631 : rector van de Bossche Carmelietessen
- 1631-1637: missionaris in Holland
- 1637-1640: prior in Leuven
- 1638 : in Leuven werd een boekje van hem gepubliceerd
- 1641 : verdedigde Jansenistische opvattingen
- 1644-1645: prior in Leuven
- 1645-1649: provinciaal van de Nederduitse provincie
- 1645-1658: prefekt van de Hollandse missie
- 1649-1652: nauw betrokken bij de vestiging in Mechelen van de Bossche Dominicanen
- 1651-1652: prior te Brussel
- 1652-1655: prior te Mechelen
- 1652-1657: vicarius van de Brabantse natie
- 1658 : overleden

3.
Joannes Ryder trad op 14 september 1609, op 18-jarige leeftijd in bij de Boosche Dominicanen.
(Bron: Meijer, G.A., O.P., Chronicon conventus Buscoducensis ordinis praedicatorum et historia monasterii Worcumiensis, auctore p. Jacob Brouwer, 1908, 220; De Godsdienstvriend, deel 102, 86-94.) Hieruit volgt dat hij geboren is tussen 15 september 1590 en 14 september 1591.

4.
Na zijn intreden mocht Joannes het kloosterkleed dragen en begon een proeftijd van een jaar, het noviciaat.
(Chronicon, 227-229)

Het kloosterkleed bestond in die tijd uit een tuniek van ongebleekte wol tot op de enkels met nogal wijde mouwen. Daarover een riem, daarover weer een wit scapulier, schouderbreed en voor en achter tot over de knieën. Daarover in officiële dracht en buitenshuis een zwarte mantel en een zwarte capuchon met kap. In huis en zomers in de kerk werd geen mantel gedragen en werd er een wit capuchon over het scapulier gedragen.

5.
Na het noviciaat (in september 1610) werd Joannes Ryderus toegelaten tot de professie, de verbintenis aan de orde tot aan de dood. Hierna vertrok hij naar Leuven om daar in het Studium Generale van zijn orde te gaan studeren.

6.
Op 24 mei 1614 werd hij subbdiaken gewijd te Mechelen. Omstreeks 1616 werd Joannes priester gewijd. Waar dat gebeurde is niet bekend. Na zijn priesterwijding studeerde Joannes nog een of twee jaren door, wat gebruikelijk was. Op 11 december 1617 woonde hij nog in het Dominicanenklooster te Leuven. Op die dag kreeg hij, na door een examen geschikt bevonden te zijn 'jurisdictie' (verlof tot biechthoren en preken) in het bisdom Mechelen, waaronder ook Leuven behoorde. Omstreeks 1618 zal hij teruggekeerd zijn naar 's-Hertogenbosch.
(Bron: Bogaerts, A.M., O.P., Bouwstoffen voor de geschiedenis der Dominikanen in de Nederlanden (Uitgegeven door het Dominicaans Archief te Brussel, later te Leuven), deel 3, 16)

7.
In 1640 wordt gezegd dat Joannes enkele jaren les gegeven heeft. Dit moet in en vóór 1623 geweest zijn. In 1623 wordt hij theologiedocent ('S. Th. Lector') genoemd.
(Bron: Chronicon, 227)

8.
Op 6 augustus 1623 werd Joannes Ryderus tot prior gekozen van het Bossche Dominicanenklooster. Hij bleef dit voor de normale periode van drie jaar. Zijn opvolger wordt gekozen op 11 augustus 1626. Toen de provinciaal op 9 april 1624 het Bossche Dominicanenklooster bezocht, was hij zeer te spreken over de goede orde die hij er aantrof en het leiderschap van Ryderus.
(Bron: Chronicon, 227, 229)

9.
Op 31 januari 1624 stuurde Joannes Ryderus namens de Dominicanen een verzoek aan het Bossche stadsbestuur (met een kopie aan landsvrouwe aartshertogin Isabella te Brussel), met het verzoek in het Dominkanenklooster een Latijnse school op te mogen richten. Hij schrijft dat veel ouders hun kinderen liever thuis houden dan ze naar elders te sturen, waarmee wel de Latijnse school van de Bossche Jezuïeten bedoeld zal zijn. De wedijver met de Jezuïetenschool zou gezond zijn. Het stadsbestuur meende echter dat een tweede Latijnse school in 's-Hertogenbosch overbodig was en aanleiding zou kunnen geven tot twisten. Het stadsbestuur adviseerde daarom in een brief van 10 februari 1624 aan aartshertogin Isabella om niet op het verzoek van de Dominicanen in te gaan. De Doninikanen kunnen beter preken dan les geven, schreven ze, en de Jezuïeten doen het uitstekend in hun Latijnse school. Door dit negatief advies en ook door de moeilijke tijdsomstandigheden kwam er van de opriching van een Latijnse school door de Predikheren niets.
(Bron: Bossche Bijdragen XIV (1936-1937, 187, 188, 196, 202)

10.
Op 3 september 1624 gaf bisschop Zoës opdracht aan pater 'Joannes de Ridder', prior van de Dominkcanen in 's-Hertogenbosch om zuster Catharina van Haefften te installeren als overste van het klooster Nazarteh in Waalwijk.
(Bron: Bijdragen XVII, 291)

11.
Na het prioraatschap wordt Joannes prior in Maastricht. Zijn voorganger wordt vermeld in 1624 en 1625. Zelf wordt hij prior vermeld in 1627 en 1629, zijn opvolger in 1629 en 1630. Hij zal prior geweest zijn in de periode 1626-1629.
(Bron: Bouwstoffen IX 76.

12.
Op 13 april 1627 werd Joannes Ryderus tot baccalaurens benoemnd (als hij voor het examen zal slagen). Op 11 juni 1628 kreeg hij het licentiaat in de Godgeleerdheid van het generaal kapittel van de Dominicanen, dat toen in Toulouse in Frankrijk werd gehouden. Op 21 juni 1629 werd 'Joannes Reiders' door de magister-generaal van de orde benoemd tot 'Magister Sacrae Theologiae', ofwel doctor in de Godgeleerdheid.
(Bron: Bouwstoffen IX, 235, XIII, 151, 158)

13.
Vermoedelijk was Joannes Ryderus in Maastricht tijdens het beleg van 's-Hertogenbosch dat duurde van mei tot september 1629. Op 17 september 1629 viel de stad in de handen van de Staatse troepen. Alle geestelijken, waaronder de 64 Dominicanen, werden uit de stad verjaagd. Alle bezittingen van het klooster werden door de Staatse troepen als oorlogsbuit beschouwd, maar in de overgaveovereenkomst was de bepaling opgenomen dat de kloosterlingen 'sullen met haer mogen nemen hare meubelen, beelden, schilderijen ende andere kerkelycke ornamenten'. Pater Johannes Davidts bleef achter in 's-Hertogenbosch om dit te regelen. De beelden, schilderijen, boeken, geschilderd vensterglas en het archief liet hij in een schip laden met bestemming Antwerpen. De Hollanders legden beslag op de lading en lieten die pas na betaling van een grote som doorgaan.
(Bron: Meijer, G.A., O.P., De Predikheeren te 's-Hertogenbosch 1297-1770 (Nijmegen, 1897)

Op 27 oktober 1629 blijkt Joannes Ryderus in de stad te zijn. Hij hielp pater Davidts. Hij verkocht boeken van het klooster.
(Bron: Bouwstoffen XVII, deel II, nr. 2429.)

14.
In 1629 werd Joannes Ryderus tot prior in Leuven gekozen. Zijn voorganger wordt er in 1628 als prior vermeld, hij zelf in 1629 en 1630 en zijn opvolger in 1630 en 1633.
(Bron: Bouwstoffen IX, 23-24)

15.
Joannes Ryderus is maar enkele maanden prior in Leuven geweest. Op 26 december 1629 schreef bisschop Ophovius van 's-Hertogenbosch aan de provinciaal van de Predikheren of pater 'Ryderius' niet van zijn prioiaat te Leuven ontheven kon worden om naar 's-Hertogenbosch te komen. Op 16 maart 1630 was Ryderus nog prior in Leuven, maar kort daarna werd hij raadgever en lasthebber van de bisschop in 's-Hertogenbosch.
(Bron: Bossche Bijdragen XV (1937-1938))

16.
Na de verdrijving uit 's-Hertogenbosch was de groep Dominicanen uiteen gevallen. Prior pater Somers had zich met enkele anderen in Boxtel gevestigd. Op 15 mei 1630 schreef de bisschop een brief aan de provinicaal over de aanstelling van Ryderus als vicarius te Boxtel.
(Bron: Bossche Bijdragen XV (1937-1938); Predikheren, 100-101.

Op 9 juli 1630 wordt Ryderius als vicarius in Boxtel vermeld.
(Bron: Nagelaten aantekeningen van Jacobus Brouwer, O.P., Klooster Gent, Varia Mechelin., nr. 2273)

Van die datum dateert ook het kloosterlijk samenleven in Boxtel. In de zomer van 1630 werd pater Joannes Davidts tot vicarius gekozen. De groep bestond op dat moment uit vier paters en vier broeders.
(Bron: Predikheren, 100-101)

Het kan zijn dat Ryderus aanvankelijk door de provinciaal was aangewezen als vicarius in Boxtel en die vestiging ook mee bewerkt heeft. Omdat hij meestal in 's-Hertogenbosch verbleef als raadgever van de bisschop werd pater Davidts als vicarius gekozen.

17.
Over de reden waarom bisschop Ophovius Ryderus als raadgever en lasthebber koos valt het volgende te zeggen:
- Zowel Ophovius als Ryderus waren Dominicanen. Ophovius was prior in Leuven toen Ryderus daar studeerde.
- Ryderus kende als geboren Bosschenaar de stad goed.

Meijer schrijft: 'Verlangend om van den toestand der Bossche katholieken voortdurend te worden ingelicht door een persoon, op wien hij zich verlaten kon en van wiens toewijding en beleid hij verzekerd was, verzocht hij den provinciaal der Predikheeren om P. mag. Rijderus, prior te Leuven, van zijn ambt te ontslaan en naar Den Bosch te zenden. In dien waardigen religieus, die door wetenschap en vroomheid uitmuntte en zijne broederlijke genegenheid zoovele jaren gedeeld had, stelde hij niet ten onrechte het volste vertrouwen, want nauwkeurig hield P. Rijdeus den prelaat op de hoogte der kerkelijke toestanden. Eene drukke briefwisseling, zooals uit het diarium blijkt, laat dit veronderstellen; hij was Ophovius' raadgever en lasthebber tevens'.
(Bron: Meijer, Predikeeren, 117)

18.
Bisschop Ophovius hield van augustus 1629 tot begin 1632 een dagboek bij, waarin Joannes Ryder geregeld genoemd wordt:
- 26 december 1629: De bisschop schrijft aan de provinciaal van de Dominicanen of pater Ryderus van zijn prioriaat in Leuven ontheven kan worden en naar 's-Hertogenbosch kan komen.
- 15 maart 1630: De bisschop vraagt per brief aan pate Ryderius, prior te Leuven, of men in Leuven bereid is acht wezen uit 's-Hertogenbosch op te nemen.
- 16 maart 1630: De bisschop wijdt broeder Daniel van Ascha te Geel tot diaken. Hij is aanbevolen door prior pater magister Ryderius.
13 tot 15 mei 1630: pater magister Ryderius is op bezoek bij de bisschop.
15 mei 1630: De bisschop schrijft een brief aan de provinciaal over de aanstelling van pater Ryderius als vicarius te Boxtel
6 juli 1630: Pater magister Ryderius en pater Berzius komen op bezoek bij de bisschop. Die schrijft aan de nieuwe secretaris van 's-Hertogenbosch of er geen gezaghebbende persoon bij de Tilburgse conferentie gevoegd kan worden. (Waarschijnlijk ging Ryderius er naar toe.)
8 juli 1630: Pater magister Ryder en pater Berzius gaan naar Boxtel.
1 oktober 1630: De bisschop vcraagt Maria Vranx over zekere schulden aan het Bossche klooster. Hij weet dit van pater Ryderius.
20 oktober 1630: De bisschop schrijft tevreden te zijn over pater magister Ryder.
7 december 1630: De bisschop ontvangt een brief van pater Ryderius. De bisschops chrijft een brief terug over Labourlotte, een militaire bevelhebber in dienst van Spanje.
13 tot 16 december 1630: Pater magister Ryderius is op bezoek bij de bisschop. Hij licht die in over de toestand van de katholieken in 's-Hertogenbosch en ze regelen financiele zaken.
28 december 1630: De bisschop ontvangt een brief van pater Ryderius, waarin deze schrijft over bepaalde bomen in Udenhout en over de verkiezing van een helper voor de deken in Boxtel.
29 december 1630: Weer arriveren twee brieven van pater Ryderius over deze bomen. De bisschop antwoordt Ryderius over de assistent voor de deken in Boxtel.
15 februari 1631: Pater Ryderius vertelt de bisschop over een huis in Ravenstein. Ook de Jezuïeten overwegen naar Ravenstein te gaan. (In Boxtel is het gevaarlijk voor de Dominkanen, er is steeds het gevaar voor plunderingen en ze denken erover zich elders te vestigen.)
18 februari 1631: Pastoor G, de Pulser en kapelaan Joannes Fabri van Sint-Oedenrode bezoeken de bisschop en klagen over de pastoor van Son. Ook pater magister Ryder had de bisschop daarover al geschreven. De Sonse pastoor wordt geschorst.
22 februari 1631: De bisschop schrijft aan pater magister Ryderius over de oprichting van een school in Ravenstein. - 17 maart 1631: De bisschop krijgt een brief van pater Ryder, die schrijft goede hoop te koesteren voor het welslagen van de Tilburgse conferentie.
10 maart 1631: Ryderius is op bezoek bij de bisschop en informeert die over de toestand in 's-Hertogenbosch en over de verkiezing van de moeder-overste van de Bossche Carmelietessen.
30 april 1631: De bisschop stuurt via pater magister Rijderius een brief aan Maria Vranx. Ook schrijft hij aan de provinciaal van de Dominicanen en aan de definitoren van het provinciaal kapittel over onder andere het aanhouden van de benoeming van pater Ryderius.
25 mei 1631: Ryderius heeft 400 gulden in ontvangst genomen, die verschuldigd waren aan het Bossche klooster.
Pater Ryderius komt van het provinciaal kapittel van de Dominicanen naar de bisschop met enkele brieven. Hij blijft enkele dagen bij de bisschop en bevestigt de 400 gulden ontvangen te hebben.
3 juni 1631: Pater magister Ryder helpt ten huize van juffrrouw Hambrouck in Sint-Oedenrode.
9 juni 1631: De bisschop schrijft een brief aan de heer van Rixtel. Hij is uitgenodigd voor de begrafenis van diens vrouw op 17 juni. Hij antwoordt dat hij zal komen en dat hij pater magister Ryderius een begrafenispreek wil laten houden. De dienst zal niet in de kerk, maar in de kapel in het huis van de heer gehouden worden. (Volgens een plakkaat van 2 juni 1631 moesten alle kerken en kapellen in de Meierij gesloten worden).
12 juni 1631: Pater Ryderius wordt genoemd in een brief aan Laurentius van Lommel, in verband met belastingen.
17 juni 1631: De bisschop assiteerde bij de begrafenis van de vrouw van de heer van Rixtel. Er was veel volk aanwezig. Vanaf de kerk werd de lijkbaar in processie vervoerd, waarbij alle deelnemers kaarsen droegen. Omdat de kerken gesloten waren, werd de dienst in de kapel van het huis van de heer gehouden. Pater Ryderius preekte. Hierna was er een plechtige maaltijd.
20 juni 1631: Pater Christianus vertrekt, dit op verzoek van pater Ryderius in Rixtel.
27 juni 1631: Pater Ryderius wil dat de bisschop pater Lerze vermaant. (Die wilde waarschijnlijk zonder verlof van de propaganda op missie in 's-Hertogenbosch).
9 juli 1631: De bisschop ontvangt een brief van pater Ryderius over onder andere de toestand in 's-Hertogenbosch.
11 tot 13 juli 1631: Pater Ryderius is op bezoek bij de bisschop in 's-Hertogenbosch en vertrekt hierna weer naar Boxtel. Hij praatte veel met hem.
30 september 1631: Pater Ryderius komt uit Rotterdam met twee jongelingen, Kievits genaamd. Deze hebben twee zussen bij 'Discalceatas' in 's-Hertogenbosch. Een is novice, de andee is geprofest. Pater Ryderius praat in verband met hen over de verdeling van goederen.
4 oktober 1631: Op verzoek van pater magister Ryderius geeft de beschop aan de heer van belastingen een algemene geloofsbrief voor het Carmelietessenklooster.
21 oktober 1631: De bisschop zend een oproep naar 's-Hertogenbosch, onder andere via pater Ryder.
22 oktober 1631: De bisschop is in Middelrode op bezoek bij drossaard J. Hedickhuysen. Hij ontmoet daar onder andere pater Ryderius. Ze praten over de Theresianen. De Bossche vrouwenkloosters moeten uitsterven, maar de zusters zouden tot aan hun dood nog een alimentatie krijgen uit het kloosterinkomen. Op 4 september 1631 maakten de Staten-Generaal bekend dat deze alimentatie zou vervallen als de zusters verhuisden naar een gebied dat niet onder de Staten viel. De bisschop praatte met pater Ryderius ook over het leiden van reigieuzen. Hij wil dat pater Ryder zich ook bemoeit met de verkiezing van een priores in het Bossche Geertruiklooster.
23 oktober 1631: De bisschop krijgt een brief van broeder Philippus Paludanus, ook een Bossche Dominicaan, die eist dat pater Ryderius geld teruggeeft.
15 november 1631: De bisschop ontvangt een brief van pater Ryderius en van Verheyen, waarin ze zich verzoenen met broeder Paludanus.
6 december 1631: Pater Ryderius komt op bezoek bij de bisschop en brengt een brief mee van heer Werdenus, die zich verontschuldigd dat hij vanwege een slechte gezondheid en slechte weersomstandigheden niet kon komen.
7 december 1631: De bisschop praat met pater magister Ryderius over Discalceatis over ander andere het onderzoeken van een nieuwe stichting.
8 december 1631: Pater magister Ryderius neemt een brief van de bisschop mee voor Laurentius van Lommel, heer van belastingen, betreffende het bisdom en het klooster Eijkendonk.
13 december 1631: Pater magister Ryder schrijft een brief uit Boxtel over de komst van de Dominicaan broeder Leonardus Jansenboy en over het negatieve advies van pater Bocquetius.
17 december 1631: De bisschop ontvangt een brief uit Boxtel van pater Ryder, die klaagt over Leonardus Jansenboy. De pastoor zendt de brief door naar pater magister Brouwer.
25 december 1631: De bisschop schrijft een brief aan magister Ryderius over de heer Werdenus, die bereid is het patronaat in Asten te aksepteren. Ook schrijft de bisschop een brief aan de priores van Discalceatarum in Antwerpen over al dan niet verborgen bezittingen van de Carmelietessen in 's-Hertogenbosch. Volgens een brief van pater Ryderius zijn die er niet.
(Bron: Bossche Bijdragen XV (1937-1938)

19.
In 1631 correspondeerde Ryderus met Constantijn Huijgens. Huygens antwoordde op 6 augustus 1631 per brief: 'Vriendelijk dank voor uwe kleine geschenken; wij zullen zien, wat deze boekjes voor kracht hebben tegen mijn geloof, dat zeer vast is. Het boek van mijn vriend Thulden zal ik met genoegen ontvangen.'
(Bron: Worp, J.A., De briefwisseling van Constantijn Huijgens, (Den Haag 1911-1917))

20.
De Hollandse missie omvatte vanaf de reformatie tot 1853 het gebied ten noorden van de Waal. Het gebied gold als een missiegebied. Het werd bestuurd door een Apostolisch vicaris, door de paus benoemd, die tegelijkertijd ook vaak nuntius te Brussel, of later elders, was. De 'staties' werden bediend door seculiere of reguliere geestelijken en stonden regionaal onder een 'aartspriester'. Enkele reguliere orden hadden opdracht of toelating om in de Hollandse zending te werken. Deze ordes hadden ieder een prefekt voor de Hollandse zending. In 1633 wordt Rijderus missionaris van het bisdom 's-Hertogenbosch genoemd.
(Bron: Romeinse Bronnen, 476.

In 1640 wordt van Joannes Ryderus gezegd: 'Hij is goed bekend en geliefd in Holland, waar hij verschillende keren missionaris geweest is.
(Bron: Bouwstoffen VI, 192)

In een stuk, niet nader te dateren dan tussen 1631 en 1641 wordt genoemd: 'p. mag. Ryderis, missionarius'.
(Bron: Bouwstoffen XVII, nr. 2007)

21.
Bisschop Ophovius overleed op 4 november 1637. Na 1636, toen werd afgekondigd dat alle geestelijken de Meierij moesten verlaten, verbleef de bisschop veelal in Lier en Postel. Aangenomen mag worden dat Ryderus tot aan de dood van de bisschop diens raadgever geweest is. In 1637 wordt Ryderus prior in Leuven.
(Bron: Predikheren, 126)

22.
Na de verdrijving uit 's-Hertogenbosch zwierven de Bossche Dominicanen van plaats naar plaats.

Op 17 september 1629 werd 's-Hertogenbosch veroverd door de Staatse troepen en moesten de Predikheren de stad verlaten. De groep viel uiteen.

Vanaf 9 juli 1630 woonde een groep van vier paters en vier broeders in Boxtel. De toestand is er gevaarlijk, er is steeds gevaar van plundering door de Staatse troepen.

Daarom trokken de Dominicanen op 6 februari 1632 naar Stratum bij Eindhoven. Hier voegden zich weer meer Predikheren bij de groep.

Op 24 september 1634 werd de groep door de provinciaal weer als een canonieke communitiet erkend, en werd er weer een prior gekozen. Het apostolisch leven werd weer hervat en men preekte in omliggende dorpen en las er de mis.

Op 2 december 1636 kondigden de Staten-Generaal aan dat alle geestelijken binnen twee weken de Meierij dienden te verlaten. Het klooster te Stratum werd opgeheven.

Hierna vestigden 24 Dominicanen zich in 1637 in Breda.

In datzelfde jaar werd Breda veroverd door de Staatse troepen. De Dominicanen trokken op 27 november 1637 naar Venlo, dat door de Spanjaarden terugveroverd was. De Venlose pastoor was hen zeer genegen.

In 1638 overleed de Venlose pastoor en men drong in Venlo op het vertrek van de Dominicanen. De generaal te Rome drong aan op ontbinding van de kloostergroep.

In 1639 vestigden de paters zich in de neutrale heerlijkheid Gemert. Hier zouden de Dominicanen zich voorlopig vestigen. Er werd een klooster en kapel gebouwd aan de markt, welke in 1643 betrokken werd. In Gemert werden ook weer nieuwe studenten aangenomen.
(Bron: Predikheren, 96-111)

23.
'Joannes Ryderius' wordt als prior te Leuven vermeld in 1637 en 1639. Zijn voorganger wordt vermeld in 1634 en nog op 2 mei 1637. Zijn opvolger in 1640.
(Bron: Bouwstoffen IX, 23-24.

24.
In 1638 werd er te Leuven een werkje van Joannes Ryder uitgegeven over de aanneming tot de kloosterlijke staat. (Door Everardus de Witte, in 12) Een heruitgave werd bezorgd door de Dominicaan Norb. Delbecqie in 1696, uitgegeven door Henri Hoyoux te Luik.
(Bron: Bibliotheca Neerlandica Impressa, 269, 477.

De Jonghe geeft als titel: Epistola monitoria ad eos quibus incumbit probare vel improbare spiritum aspirantium ad ingressum in religionem. (Brief met aanwijzingen aan degenen die tot taak krijgen om degenen die willen intreden in een klooster goed of af te keuren.)
(Bron: De Jonghe, B., Belgium Dominicanum ... (1719) 308)

Quetif en Echard geven als titel: Epistola monitoria ad eos quibus incumbit probare spiritum aspirantium ad religionem. (Brief met aanwijzingen aan degenen die tot taak krijgen om degenen die in een klooster willen goed te keuren.)
(Bron: Quetif, J. en J. Echard, Scriptores ordinis Praedicatorum, II (1719) 590)

De lange titel van De Jonghe heeft de voorkeur, want het inkorten van een titel is waarschijnlijker dan een uitbreiding door een ander dan de auteur. Inhoudelijk lijkt de lange titel ook beter de bedoeling weer te geven.

25.
Joannes Ryder van Asseldonck is een van de testamentuitvoerders van zijn nicht Anna van Asseldonck, die in Leuven op het begijnhof woonde en op 6 oktober 1638 in Brussel overlijdt. Anna legateerde een bedrag voor het stichten van een weeshuit te Aken, een bedrag voor studiebeurzen voor arme familieleden en voor het bouwen van een huis op het groot Begijnhof te Leuven, waar het nog staat. Ryderus ontvangt een 'lyffpensioen' van 50 gulden per jaar en voor het uitvoeren van het testament een jaarlijkse rente van 25 gulden. Voor het lezen van 400 missen voor de zielerust van zijn overleden nicht beurt Ryderus 200 gulden en voor de kosten en de tijd tijdens het testamentuitvoeren later nog eens 50 Rijnsgulden, plus nog 6 gulden voor het bijwonen en sluiten van de rekeningen op 12 oktober 1644.
(Bron: ARA Brussel, Openbare Onderstand Leuven, inv. nr. 4260)

26.
In 1640 moest er een mieuwe Dominicaanse missieperfekt benoemd worden. Als kandidaten werden genoemd: Marius Ambrosius Capello en Joannes Ryder. De procurator-generaal van de Dominicanen te Rome en de provinciaal hebben voorkeur voor de eerste. De nuntius te Brussel, Stravius, schrijft desgevraagd aan Rome dat hij Capello ongeschikt vindt. Hij schrijft (in het Frans): 'Hij is wel handig in onderhandelingen, maar heeft te weinig religieuze geest.' Over Joannes Ryderus schrijft hij: '(Ik) moet zeggen dat beide doctors of magisters in de H. Godgeleerdheid zijn en dat Ryder meerdere jaren les gegeven heeft. Bovendien, hij is bescheiden, ernstig, ijverig, goed bekend en geliefd in Holland, waar hij verschillende keren missionaris is geweest. Hij is ook twee keer prior geweest in het klooster van 's-Hertogenbosch, zelfs na de val van de stad, en twee keer prior in het klooster te Leuven, waar hij nu nog verblijft. Drie jaar geleden heeft hij de kloosterhervorming (tot groter trouw aan de constituties) en de juiste discipline van de ordegeestelijken, die hij zelf altijd handhaaft, ingevoerd.' Het resultaat van dit advies is dat Capello vice-prefekt blijft.

In 1641 wenste Rome dat de provinciaal tevens missieprefekt zou zijn. Joannes Roman, die in 1641 tot provinciaal gekozen werd, werd dus ook meteen missieperfekt. Toen Joannes Ryder hem in 1645 als provinciaal opvolgde, was het niet duidelijk of hij ook meteen prefekt van de Hollandse missie werd. Internuntius Richi schrijft op 14 juni 1646 hierover aan Rome, waarbij hij vermeldt dat hij het eventuele samengaan van deze funkties gunstig vindt. Het antwoord van Rome liet enige jaren op zich wachten. Pas in 1649, in het jaar van Ryderus aftreden als provinciaal, bleek dat hij zeker prefekt van de missie was.Dat bleef hij tot aan zijn dood in 1658.
(Bron: Bouwstoffen VI, 192.)

27.
Het Jansenisme was een hervormingsbeweging in de katholieke Kerk die ontstond in Ryderus' tijd. Het wilde teruggaan op de oude leer van Augustinus. Ze benadrukten de afhankelijkheid van Gods genade en waren voorstanders van een streng ascetisch leven. Ze verzetten zich vooral tegen de Jezuïeten. In 1640 verscheen deAugustinus van Cornelius Jansenius naar wie de beweging genoemd is. Ryderus was een van degenen die het boek in 1641 met jongere professoren aan de universiteit van Leuven verdedigde tegen beschuldigingen van ketterij. In verband met Ryderus' sympathie met deze stroming kan het volgende opgemerkt worden.

In de jaren tussen 1631 en 1637 was Ryderus verschillende keren missionaris in Holland. Cornelius Jansenius had in die tijd vrienden onder de Hollandse missionarissen. Mogelijk kenden Ryderus en Jansenius elkaar.

Ryderus was lid van de Dominicanen, die grotendeels volgens de principes van Augustinus leefden. Dit hield een streng en beschouwend kloosterleven in. Als geleerde Dominicaan moet Ryderus de werken van Augustinus (tot op zekere hoogte) gekend hebben.

Tijdens zijn prioriaat in 's-Hertogenbosch (1623-1626) en Maastrict (1626-1629) was er in die plaatsen van het Jansenisme nog niet veel te merken. Toen hij in 1629 in Leuven prior werd, leefde daar het Jansenisme volop. Zeker sympathiseerde Ryderus met Jansenius' publikaties uit 1630 tegen de Calvinistische predikanten in 's-Hertogebosch. In de periode 1637-1640, toen Ryderus opnieuw prior was in Leuven, stond een groot deel van de universiteit daar achter de opvattingen van Jansenius.

De strenge moraal van het Jansenisme lag in lijn met Ryderus karakter, waarover het volgende geschreven is:
- 1624: prior Ryderus zorgt voor een goede orde in het Bossche klooster
- 1640: Ryderus is bescheiden, ernstig en ijverig. Hij voerde drie jaar geleden kloosterhervormingen door tot bevordering van de kloosterdiscipline.
- 1657: Ryderus gaat onder de jaren gebukt en 'als zijn stijl overeenkomt met zijn aard, schijnt hij nogal aggresief en streng te zijn'.
- Verschillende personen waren uit oppositie tegen de Jezuïeten geneigd voor het Jansenisme te kiezen. In 1624 klinkt wedijver met de Jezuïeten door in Ryderus verzoek om een Latijnse school in 's-Hertogenbosch op te mogen richten.

Ryderus' werkje uit 1638 zou nog op Jansenisitische invloeden onderzocht kunnen worden.

Op 6 maart 1642 werd het Jansenisme door de paus veroordeeld. Het duurde nog jaren voordat mensen aan de Leuvense universiteit en aartsbisschop Jacobus Boonen van Mechelen zich volkomen aan de pauselijke bul onderwierpen. Nog op 14 november 1646 schreef Ryderus (dan provinciaal) aan aartsbisschop Boonen, of deze wil zorgen dat de paus beter ingelicht wordt in de kwestie of Jansenius inderdaad de ideëen van Sint-Augustinus weergeeft, dan wel zijn eigen theoriën. Op 22 januari 1657 schrijft de magister-generaal van de Dominicanen aan Ryderus: 'Uw brief van 23 december is zeer moeilijk te lezen, maar u hebt gelijk dat deze niet in verkeerde handen mag vallen. Als U bedoelt te schrijven ten gunste van een uitstekend man, mag niemand u van Jansenisme beschuldigen.' Deze uitstekend man zal de juist op bevel van de paus afgezette regens van het studium-generale te leuven geweest zijn, Thomas Leonardi, die als Jansenist te boek stond. Kennelijk was Ryderus bang dat zijn steun aan een Jansenist als steun aan het Jansenisme opgevat zou kunnen worden. Hieruit blijkt dat Ryderus zich tenminste uiterlijk bij de kerkelijke veroordeling neergelegd heeft. Het moet voor hem een moeilijke kwestie geweest zijn. Aan de ene kant was hij waarschijnlijk overtuigd van Jansenius' gelijk, aan de andere kant was Ryderus iemand die trouw aan de kloosterregels en vermoedelijk ook aan kerkelijk gezag, hoog in het vaandel voerde.
(Bronnen: Bouwstoffen XIV, 21-26, 126; De Jong, J., Handboek der kerkgeschiedenis, 3 (derde druk 1937), 256-270)

28.
In 1642-1644 woonde Ryderus in Brussel. Op 10 december 1642 ondertekent hij een stuk, wonende te Brussel. Op 3 juli 1644 wordt genoemd: 'Joannes Ryderus, conv. Brussel'.
(Bronnen: Bouwstoffen XV, nr. 915)

29.
Op 26 april 1643 is Ryderus definitor in het provinciaal kapittel van de Domincanen dat dan gehouden werd. Een definitor zorgt voor de uitvoering van de genomen besluiten.
(Bronnen: Bouwstoffen IX, 23-24)

30.
Joannes Ryderus wordt weer als prior in Leuven vermeld in 1644 en 1645.
(Bronnen: Bouwstoffen XV, nr. 1419)

31.
Op 7 mei 1645 wordt Ryderus door het provinciaal kapittel tot provinciaal van de Nederduitse provincie van de Dominicanen gekozen. Hij trad daarmee automatisch af als prior in Leuven. Hij bleef provinciaal tot 28 april 1649, de datum dat zijn opvolger gekozen werd.
(Bronnen: Bouwstoffen VI, 229; XIII, 297.

Als provinciaal trad hij ook enkele keren namens de Dominicanen op in zakelijke transacties, bijvoorbeeld op 20 april 1646, 16 juni 1646 en op 8 november 1646.
(Bronnen: Bouwstoffen XV, nrs. 860, 919 en 920)

32.
Joannes Ryderus bewaarde tijdens zijn provincialaat de manuscripten van een aantal preken (Sermones de tempore et de Sanctis en het werk Destructio Babylonis, deu Tractatus de vitiis van de Dominicaan Mathias van Lierop met het niet uitgevoerde voornemen dit laatste werk uit te geven.
(Bron: Quetif en Echard, Scriptores ordinis II, 423.)

33.
In 1639 hadden de Bossche Dominicanen zich in Gemert gevestigd. Na de Vrede van Munster in 1648 ging Gemert onder de Republiek der Nederlanden behoren. Op 24 juli van dat jaar werden de geestelijken bevolen Gemert te verlaten. De pastoor, de prior van de Dominicanen en de inwoners van Gemert protesteerden tevergeefs. Op 3 augustus hield de gereformeerde predikant, door ruiters omgeven, zijn intocht. Noodgedwongen gingen de Dominicanen weer in ballingschap. De ouderen gingen naar Belgische kloosters, de novicen naar Brussel, de studenten naar Leuven, terwijl prior Davidts met enkele paters in burgerkleding achterbleef om de kloosterbezittingen te bewaken. Op 15 mei 1649 viel de schout met zijn ruiters 's nachts Gemert binnen en drong binnen in het Predikherenklooster. Het klooster werd geplunderd en een oude pater werd ter bespotting tussen de ruiters op de markt geplaatst. Een andere broeder bracht het H. Sacrament in veiligheid. Ook de woningen van de pastoor en kapelaan en de parochiekerk werden geplunderd. Pastoor Santfoort en prior Davidts werden in 's-Hertogenbosch gevangen gezet, totdat hun vrijlating afgekocht werd.
(Bron: Predikheren, 111-114)

34.
Meijer schrijft: 'In deze wanhopige omstandigheden: de herder was geslagen en de schapen verstrooid, had p. Joannes Rijderus, een der steunpilaren van de Bossche communiteit, den moed nog niet laten zinken. Hij kon zich niet verzoenen met de gedachte, dat het voortaan met zijn klooster zou gedaan zijn en de Meierij van de hulp der Predikheeren zou verstoken blijven; daarom besloot hij zich rechtstreeks tot den Koning van Spanje te wenden en met diens toestemming in België een klooster te stichten. De nood was dringend. Nu bevond zich te Bornheim, op drie uren van Dendermonde, een klein klooster, dat eertijds door Dominicanen uit Brussel was bewoond geworden, maar thans verlaten stond; daar wilde hij voorlopig de voortvluchtige religieusen onderbrengen, totdat elders een geschikt gebouw zou zijn opgetrokken. Werkelijk had zijn suppliek een goed gevolg; de Koning willigde het verzoek in en schreef den 22-den November 1649 aan den aartshertog Leopold, landvoogd van België, dat de Bossche ballingen Bornheim konden betrekken en te Mechelen een klooster bouwen. Toen dit koninklijk schrijven in het begin van 1650 was aangekomen, zond p. Rijderus, namens zijn provinciaal P. van den Heede, nog een smeekschrift tot den Aartshertog, die het deed toekomen aan zijn Geheimen Raad, van wien het ter inzage kwam bij Jacobus Boonen, aartshertog van Mechelen, enz. Zooals gewoonlijk, was zulk een administratieve weg niet een van de kortste. Veel tijd, veel moeite werd verspild. Dit verdroot den Provinciaal; hij zond een tweede verzoekschrift naar Reginaldus Cools, die te Madrid vertoefde. Deze overhandigde het den vorst, en nu kwam er in October een koninklijk mandaat, gedagteekend uit Madrid van den 19-den September. Nog werden verschillende zo vermeende als werkelijke bezwaren geopperd, maar 's konings wil zegevierde, zoodat het Bossche Predikheerenklooster met al zijne voorrechten en privilegiën in het jaar 1652 te Mechelen hersteld werd.'
(Bron: Meijer Predikheren, (1897) 111-114)

35.
Joannes Ryderus wordt als prior te Brussel vermeld op onder andere 14 april 1651 en 29 april 1652. Zijn voorganger wordt nog vermeld op 29 juli 1650 en zijn opvolger voor het eerst op 12 juli 1652.
(Bron: Bouwstoffen VI, 255.

36.
Hij is definitor in het provinciaal kapittel van 1651.
(Bron: Bouwstoffen VI, 255.

37.
Ryderus is enige jaren vicarius van de Brabantse natie van de Nederduitse provincie van de Dominicanen geweest. Hij wordt zo genoemd op onder andere 29 april 1652, in 1655 en op 3 maart 1657.
(Bron:Bouwstoffen XVII, nr. 2552; XIV, 89 en XIV, 134)

38.
Na het koninklijke mandaat van oktober 1650 trokken de Bossche predikheren naar Mechelen. Op 12 september 1651 had Ryderus bedenkingen over de aankoop van een bepaald huis te Mechelen.
(Bron:Bouwstoffen XVII, nr. 2547)

Ryderus vroeg ontslag als prior te Brussel, om als prior van het nieuwe klooster te Mechelen te worden aangesteld. (Bij een stichting of verplaatsing van een klooster wordt de prior niet gekozen, maar aangesteld.) Op 20 januari 1652 werd zijn ontslag door de magister-generaal aanvaard op voorwaarde dat hij vervangen wordt door iemand die de strenge naleving van de kloosterregels bevordert. Een maand later, op 24 februari 1652, werd het huis te Mechelen door aartshertog Leopold officieel tot klooster verheven. Op 6 juli 1652 schreef de magister-generaal aan Ryderus dat de geschikte opvolger gevonden is in de persoon van Henricus Scelliers. Hij vraagt Ryderus de nieuwe prior in Brussel te steunen.
(Bron:Bouwstoffen XIV, 13, 15, 16)

39.
Meijer verhaalt: 'De eerste religieus, wien het prioraat werd opgedragen, was P. Rijderus, de man, die zoozeer voor de stichting des kloosters geijverd had en nu zijne pogingen met schitterende uitslag bekroond zag. Hij aanvaardde het bestuur met moed, en zou zeker de burgerbehuizing spoedig in een ruim klooster herschapen hebben, hadden de Augustijnen niet geprotesteerd wegens de te groote nabijheid beider gestichten. Het protest leidde tot een proces, dat tot 1655 duurde en door de predikheeren verloren werd. Alsnu wees de Aartsbisschop den paters drie terreinen aan om een klooster te bouwen; hunne keuze viel op de erven bij de wallen aan de Kerkhofpoort gelegen. Verscheidene huizen aan de Volckerstraat, Jodenstraat en het Schillemansstraatje werden deels uit de hand gekocht, deels onteigend, en met den grond gelijk gemaakt, zoodat een uitgestrekte vlakte den kloosterbouwmeester alle vrijheid bood. Inmiddels was p. Rijderus in het prioraat opgevolgd door P. Van Asten, wien het vergund was de eerste spade in den grond te steken.'
(Bron: Meijer Predikheren, (1897) 171-173)

40.
Joannes Ryderus was prior te Mechelen van 1652 tot 1655. Hij werd opgevolgd door Reginaldus Leovardius, die tot 1658 prior was. Deze werd weer opgevolgd door Hyacinthus van Asten.
(Bron:Bouwstoffen IX, 109)

Onder diens prioriaat werd een begin gemaakt met de bouw van het nieuwe klooster te Mechelen. Joannes Ryderus maakte dat niet meer mee. Hij stierf op 4 januari 1658 te Brussel.

41.
Uit Ryderus' laatste levensjaren zijn de volgende gegevens bekend:

21 augustus 1655: Ryderus was definitor in het provinciaal kapittel.
(Bron:Bouwstoffen VI, 285)

27 november 1655: De magister-generaal van de Dominicanen vroeg de nieuwe internuntius, Heronymus van Vecchi, de beschuldigingen tegenover een aantal met name genoemde Dominicanen, waaronder Ryderus, die zich beijverd hebben voor de strenge naleving van de kloosterregels, niet te geloven. Waarschijnlijk ging het om de beschuldiging er Jansenistische opvattingen op na te houden.
(Bron:Bouwstoffen XIV, 99-100)

29 april 1656: Ryderus schreef als missieprefekt aan de magister-generaal of hij de regels met betrekking tot de onthouding van vlees mag verzachten voor rondtrekkende predikanten, een vermoeiende taak. De magister-generaal antwoordde omslachtig dat hij wel wat door de vinges wil zien, maar dat gezorgd moet worden dat anderen hierdoor niet in de war gebracht worden.
(Bron:Bouwstoffen XIV, 114)

28 juli 1656: Ryderus schreef een brief aan de prior van Antwerpen over (naar het schijnt, ten gunste van) de Rotterdamse missionaris Franciscus Deurwaerders, die destijds in Antwerpen ingetreden was bij de Dominicanen.
(Bron:Bouwstoffen XIV, 129)

17 maart 1657: De magister-generaal schreef aan de regens van Leuven over kandidaten voor het provincialaat. Onder andere Joannes Ryderus zou in aanmerking komen, maar hij gaat onder de jaren gebukt en - als zijn stijl overeenkomt met zijn aard - schijnt hij nogal agressief en streng te zijn. De regens moet medewerking zoeken bij een aantal met name genoemde confraters, waaronder Ryderus.
(Bron: Bouwstoffen XIV, 135)

24 maart 1657: De magister-generaal schreef aan de regens dat hij het liefst Joannes Veriuys als provinciaal zou zien, of als dat niet lukt Joannes Ryderus. 1657 werd Veriuys op het provinciaal kapittel tot provinciaal gekozen.
(Bron: Bouwstoffen XIV, 137)

28 april 1657: De magister-generaal schreef aan de prior van Antwerpen, dat hij aan Ryderus per brief betere informatie gevraagd heeft inzake moeilijkheden met medebroeders.
(Bron: Bouwstoffen XIV, 143)

22 december 1657: De magister-generaal schreef aan magister Joannes Ryderus (als prefekt van de missie), dat hij uit de bijgesloten brief van de Romeinse Congregatie voor de Verbreiding van het Geloof (die over missieaangelegenheden ging) zal zien wat hij 'onzen missionarissen in Holland' moet bevelen te doen; hij moet met zijn waakzamen ijver zorgen, dat de apostolisch vicaris in Holland, Jacob de la Torre, niet terecht over de onzen kan klagen.
(Bron: Bouwstoffen XIV, 161; VI, 16)

Er schijnen klachten te zijn, dat Ryderus oud en versleten is en zijn taak als prefekt niet meer aankan. De magister-generaal schreef op 10 januari 1658 aan de provinciaal Veriuys, dat dit ook voor hem al wel duidelijk was. Als Ryderus de mogelijkheid zou krijgen het een en ander te delegeren, zou de zaak voorlopig gered zijn, maar de provinciaal moet oppassen niet in de rechten van de Congregatie voor de voortplanting van het Geloof te treden. En als Ryderus wellicht wegens ouderom en tekort aan geheugen verder voor deze funktie niet geschikt zou zijn, zou hij er goed aan doen zijn ontslag te nemen en aan de Congregatie een meer geschikte opvolger voor te stellen.
(Bron: Bouwstoffen XIV, 162; VI 16)

42.
De Dominicaan pater magister Joannes Rijders van Asseldonck was echter al op 4 januari 1658 te Brussel overleden.

43.
(Voor bronnen over Joannes Ryderus zie ook: Chronicon, 87; Belgium Dominicanum, 22, 304, 308; Scriptoris ordinis, II, 590; Coppens, J.A. Nieuwe beschrijving van het bisdom 's-Hertogenbosch naar aanleiding van het Katholijk Meijerijsch Memorieboek van A. van Gils (4 dln.; 's-Hertogenbosch 1840-1844) II, 338; Schutjes, L.H.C, Geschiedenis van het bisdom ’s-Hertogenbosch (5 dln.; Sint-Michielsgestel 1870-1876) III, 711-712; IV, 453; Nieuw Nederlands Biografisch woordenboek, (Amsterdam 1974) II, 1249); Paquot, J.N., Memoires pour servir à l'histoire des dix sept provinces des Pays Bas (Louvain 1768) 175-176.
Afkortingen Historische sites