Familie van Arnoldus van Asseldonk
Ca. 1935, kermis
V.l.n.r.: Piet Dobbelsteen, Truus van Lieshout, Nol van Asseldonk,
Miet van de Boogaard, Piet van Lieshout, Anna van Dooren en Jan van Asseldonk
1940
1960, foto gemaakt t.g.v. de zilveren bruiloft
Achteraan v.l.n.r.: Ans, Toon, Francien, Trudy, Toos, Ria, Marius, Netty en Sjan
Vooraan v.l.n.r.: Lisette, vader Nol, moeder Truus en Louis
Klik op een foto voor grotere weergave.
Woonplaats: Mariaheide
Beroep: landbouwer
Geboren: in 1907
Vader: Antonius, zoon van Johannes Theodorus van Asseldonk
Moeder: Francina, dochter van Johannes van Boxtel
Overleden: in 1975
Gehuwd in 1940 met: Gertruda van Lieshout
Kinderen:
- 1941: Francina
- 1942: Marinus
- 1943: Johanna
- 1944: Antonius
- 1946: Maria
- 1947: Gertruda
- 1949: Antonet
- 1951: Catharina
- 1954: Adriana
- 1956: Elisabeth
- 1960: Aloysius
Gegevens:
1.
Arnoldus (roepnaam Nol) werd op 12 juni 1907 in Veghel geboren als zoon van Antonius van Asseldonk en Francina van
Boxtel.
(Bron: Gerard en Annemarie van Asseldonk, Toon & Sijn van Asseldonk. Het dunne draadje met een omvangrijke buit. (Veghel 2005) 44.)
2.
Handboogschutterij St. Aloysius in Mariaheide had haar schietbanen achter het café van Jan en Nel Poels. Alle 8
zonen van Toon van Asseldonk waren lid van deze vereniging. In 1928 werd het vijftigjarig bestaan op grootse wijze
gevierd waarbij alle leden aanwezig waren.
(Bron: Gerard en Annemarie van Asseldonk, Toon & Sijn van Asseldonk. Het dunne draadje met een omvangrijke buit. (Veghel 2005) 41.)
3.
Antonius van Asseldonk kocht op 31 mei 1934 een landbouwhuis met stal, erf, tuin, bouw- en weiland, groot ca. 1,586 Ha.
van Henrica van der Heijden en Wilhelmus Jansz. Verbruggen voor 3.960 gulden. Later was deze boerderij in bezit van
Antonius' zoon Arnoldus (roepnaam Nol).
(Bron: Gerard en Annemarie van Asseldonk, Toon & Sijn van Asseldonk. Het dunne draadje met een omvangrijke buit. (Veghel 2005) 32.)
4.
Het ouderlijk gezin van Truus woonde op de Hoogstraat in Uden. Truus heeft Nol op de meidenvisite bij haar thuis
ontmoet. Ze was meteen verliefd op hem. Truus was toen echter pas 16 jaar oud en Nol 25 jaar. Toen Truus 24 jaar
was, op 3 juni 1940, zijn ze in Uden getrouwd. Gertruda Maria van Lieshout (roepnaam Truus). De bruid was op
27 februari 1916 in Uden geboren als dochter van Marinus Petrus van Lieshout, landbouwer, en Johanna Maria van
Doorn. Truus ging altijd in Mariaheide naar de kerk en school. Truus is echter in Uden getrouwd omdat dat moest
van de pastoor van Uden. Het was in die tijd namelijk verplicht om te trouwen in de parochie waar je woonde. Het
koor van Mariaheide is op de fiets met Nol en Truus mee naar de kerk gefietst en heeft in hun huwelijksmis
gezongen. Na de mis zijn Nol en Truus bij Martina en Graard in Mariaheide op de koffie gegaan en ’s middags hebben
ze een feest gegeven bij hen thuis op de stal.
(Bron: Gerard en Annemarie van Asseldonk, Toon & Sijn van Asseldonk. Het dunne draadje met een omvangrijke buit. (Veghel 2005) 44, 110, 112.)
3.
In eerste instantie is de boerderij waar Nol na zijn huwelijk altijd geboerd en getuinierd heeft gekocht van
Wilhelmus Verbruggen door zijn vader Toon van Asseldonk. In 1948 hebben zij de boerderij zelf gekocht. De stal,
de schuur en het achterhuis zijn door Nol verbouwd dan wel aangebouwd. Hun oudste zoon Marius ging studeren en wilde
het bedrijf niet overnemen. Hun zoon Toon wilde dat wel maar kon nog geen koe van een varken onderscheiden, aldus
Truus. Een buurman van Nol en Truus, Jas Broek, vestigde een tuinbouwbedrijf in hun buurt en dat sprak hun zoon
Toon wel aan. Nol en Truus zijn toen van hun boerderij een tuinbouw- en fruitteeltbedrijf gaan maken. Toon heeft
dit later geheel overgenomen en heeft er een bloeiend bedrijf van gemaakt. Truus is in die tijd al begonnen met
het verkopen van fruit aan huis.
(Bron: Gerard en Annemarie van Asseldonk, Toon & Sijn van Asseldonk. Het dunne draadje met een omvangrijke buit. (Veghel 2005) 112.)
4.
Nol, die door Truus overigens altijd Aart genoemd werd, is de eerste maand na hun huwelijk elke dag naar huis
gegaan. Na een maand had hij pas een beetje het gevoel thuis te zijn in zijn eigen nieuwe huis. Toen Truus in 1940
aan Toon en Sijn kwam vertellen dat ze zwanger was, zei Toon: “Dan zal ik voor jou eens een lekker appeltje
gaan halen”. Voor Truus was Nol een goede echtgenoot. Ze waren het altijd samen eens en Truus mocht alles kopen van
Nol wat ze vond dat ze nodig had.
Nol is ooit gevraagd om in de gemeenteraad te komen. Hij heeft echter gezegd dat hij daar geen zin en tijd voor had.
Wel heeft hij toen de naam genoemd van zijn zwager Piet Dobbelsteen, die deze functie vele jaren vervuld heeft.
De kinderen herinneren zich dat ze elke dag om 19.00 uur moesten gaan slapen, als ze dan niet snel stil waren dan
moesten ze van Nol de donkere aardappelkelder in en dat wilde niemand. Het was daar donker en eng. Truus vertelt
dat ze het ook niet fijn vond als de kinderen in de aardappelkelder moesten van Nol omdat de kinderen daar zo
vies werden en dan vies weer terug hun bed in gingen. Nol kon als vader van 3 zonen en 8 dochters erg bezorgd zijn
om zijn dochters, zeker als zij in de leeftijd waren waarin zij met jongens om gingen. Nol stond dan buiten om de
hoek van het huis te wachten totdat ze thuis kwamen. Als er dan een jongen bij een van hen was dan kwam Nol
onverwacht te voorschijn. Hij zei dan tegen die jongen: “Naar huis gij”, en tegen zijn dochter zei hij: “En gij
naar binnen”. Of hij deed de deur open en zei dan: ”Maak het niet te lang”. Waardoor het afscheid nemen meteen een
stuk korter werd.
Alle kinderen hadden hun eigen taak in het huishouden. De een moest schoenen
poetsen, de ander afwassen etc.
Allemaal moesten ze helpen met het plukken van groenknollen en aardappels schillen. In de aardbeientijd moesten ze
allemaal om 5 uur opstaan zodat ze aardbeien konden gaan plukken. Lisette herinnert zich dat zij en Louis, als
jongste kinderen, juist om 18.00 uur naar bed moesten. De andere kinderen konden dan aardbeien plukken en zij waren
dan jaloers omdat ze ook mee wilden doen met de ‘grote’. Toon was degene die door de week de koeien moest melken.
Op zondag had hij vrij en dan moesten de meiden melken. Trudy had daar vaak niet zo’n zin in en dan betaalde ze
Netty 10 cent als zij het zou doen. Netty deed dat dan. Als iemand de stal op kwam als Netty aan het melken was
dan kreeg men vrijwel zeker een straal melk in zijn gezicht gespoten door Netty.
Elke zaterdagavond bakte Truus zelf cake, die dan door het hele gezin opgegeten werd. Dat waren gezellige
familiemomenten. Verder herinneren de kinderen zich dat ze soms een haantje aten wat ze dan met z’n allen moesten
delen. Of dat er een potje haring was wat ze met z’n allen opaten. Elke zondagochtend werd er door Truus voor de
kinderen, die dat wilden, schuimomelet gemaakt. Dat is een luchtige omelet die je dan bijvoorbeeld met jam kon
vullen. Truus ging elke maandag naar de markt. Daar kocht ze onder andere haar fruit. Voor elk kind nam ze een
(bloed)sinaasappel of een banaan mee. Dat was echte verwennerij en de kinderen waren daar zo blij mee dat ze soms
de schil van de sinaasappel mee opaten. Ook kocht Truus altijd lappen stof op de markt om zelf kleren voor de
kinderen te maken. Het lukte haar vrijwel altijd om uit één lap stof meerdere jurkjes te maken. Soms kregen de
kinderen een dubbeltje om in de winkel van de Mol snoepjes te gaan kopen. Trudy had echter ontdekt dat je bij
bakker Hermes ook snoepjes op rekening kon kopen. Als Truus dan de rekening van de bakker kreeg stonden daar
snoepjes op die zij nooit gekocht had. Als ze daar de bakker dan op aan sprak wist die te vertellen dat haar
dochters die op rekening gehaald hadden.
Als het in de winter hard sneeuwde dan bond Nol achter de paarden een ton met stenen om op die manier de weg
vrij van sneeuw te maken. Dat deed hij al in alle vroegte zodat het hele gezin gewoon om 7 uur ’s ochtends naar
de kerk kon. Allemaal herinneren ze zich nog dat er altijd een zwerver in de buurt rond zwierf die dan in de
hooiberg van Jas Broek lag te slapen. Ze hadden allemaal een beetje schrik voor hem. Ook Truus vond hem maar
eng en Nol moest haar en/of de kinderen dan ook dikwijls naar de harde weg brengen. Hierdoor hoefden ze niet
alleen langs de hooiberg waar die zwerven lag te slapen. Ze herinneren zich dat hij naar spiritus stonk en dat
hij om aan geld te komen zagen deed slijpen.
Op zondag gingen de kinderen vaak wandelen. Dan liepen ze naar Blankes kerkhof want dat was toch wel spannend.
Onderweg haalden ze dan allerlei kattenkwaad uit zoals vuurtjes stoken in de berm. Ze hadden naast koeien vroeger
veel dieren in huis. Een hond, katten en konijnen. Op een dag, Louis was toen zo’n 3 jaar, liep de hond onder de
kar. Louis rende er achteraan en kwam met zijn hoofd onder het wiel van de kar terecht. De kar was geladen met
koren. Gelukkig was de zandgrond niet erg hard. Je zag na het ongeluk een afdruk van het hoofdje van Louis in het
zand staan, maar Louis mankeerde niets. Soms gingen ze in de zomer met paard en wagen met alle kinderen uit de
buurt naar de Bedafse Bergen. Dat was altijd erg leuk. Als er onweer was dan moesten de kinderen altijd uit bed
komen. Ze moesten dan hun kleren op de arm houden en bidden dat de bliksem niet op hun huis zou slaan. Zou dat
dan toch gebeuren dan konden ze allemaal snel en veilig het huis uit. Nol ging tijdens het onweer altijd naar
buiten om het huis te besproeien met wijwater. Het huis is nooit door de bliksem getroffen.
Truus vertelt dat ze een schuilkelder gemaakt hadden bij hun huis van rijbossen. In september 1944 zijn ze met
z’n allen die schuilkelder in gegaan. Ans was nog erg klein en zat op haar hobbelpaard. Truus was toen 7 maanden
zwanger van Toon. Truus herinnert zich dat er een Duitse tank vlak bij de schuilkelder opgesteld stond en dat ze
heel bang was dat die over hun schuilkelder, en dus over hen, heen zou rijden.
Toen Truus eens naar Lourdes was, had Marius intussen een vijver in de tuin gemaakt. Toen Truus terug kwam van
haar reis moest die vijver weer heel snel dicht gemaakt worden. Nol was een hele bezorgde man voor zijn kinderen
en voor zijn vrouw. Op een bepaald moment wilde Truus naar Australië naar haar dochter Francien. Nol wilde niet
mee omdat hij niet durfde te vliegen en omdat de andere kinderen nog te klein waren om alleen te blijven. Truus
was nog maar een paar dagen weg en Nol begon weg te kwijnen. Hij werd ziek en hij at niet meer. Hij had heimwee
naar Truus. Dus met een paar dagen zat Nol alsnog op het vliegtuig naar zijn Truus toe. Vliegen was toen geen
probleem meer. Verder werd Nol niet snel kwaad, maar als hij kwaad werd dan was hij ook goed kwaad.
(Bron: Gerard en Annemarie van Asseldonk, Toon & Sijn van Asseldonk. Het dunne draadje met een omvangrijke buit. (Veghel 2005) 112-114.)
5.
Nol heeft kanker gekregen en kon op een gegeven moment niet meer zitten. Hij kon alleen nog maar staan of liggen.
Op een avond, toen het veel beter met hem ging, is hij liggend op de bank aan een hartstilstand overleden.
Arnoldus van Asseldonk overleed op 3 juni 1975.
(Bron: Gerard en Annemarie van Asseldonk, Toon & Sijn van Asseldonk. Het dunne draadje met een omvangrijke buit.
(Veghel 2005) 44, 114.)
6.
Zijn bidprentje schrijft o.a.: 'In memoriam Arnoldus van Asseldonk, echtgenoot van Gertruda Maria van Lieshout,
geboren te Veghel (Mariaheide) 12 juni 1907, aldaar overleden 3 juni 1975 en begraven 7 juni d.a.v. Geheel
onverwacht kwam het einde, zo plotseling zo zacht, dat zijn geliefde en liefdevolle vrouw, die als altijd bij
hem was het niet eens merkte. De lijdenskelk, die hij de laatste 4 jaren, druppel na druppel had gedronken, was
leeg. Al jaren had hij zich overgegeven aan Gods Wil, het leven dat hem eetijds zo dierbaar was, waarvoor hij God
dagelijks dankte was voor hem ondragelijk geworden. Hoewel hij niet naar het einde verlangde: "hoop doet leven"
gold ook voor hem: is toch door het plotselinge heengaan zijn wens, dat het droeve afscheid hem bespaard zou
blijven - vervuld. Voor hen, die achterblijven en hem zo dierbaar waren de troost achterlatend dat hij zonder pijn
is gestorven. Aart heeft zijn levenstaak, hem toebedeeld door zijn Schepper - geen gemakkelijke - vooral op het
einde op bewonderenswaardige, ja haast bovenmenselijke christelijke wijze volbracht. Hij heeft geleefd voor allen
met wie hij was verbonden, zijn vrouw, zijn groot gezin, zijn kinderen, hun levenspartners, kleinkinderen - hun
leed was zijn leed - hun geluk was zijn geluk. Het was een werkzaam leven en mooi: gehecht als hij was aan alles
wat het leven te bieden heeft, hij kon er oprecht van genieten. Bij dit alles was hij een godsdienstig mens,
dankbaar voor het leven, uit Gods hand ontvangen onbevreesd voor de dood, die hem bij zijn Schepper en Vader zou
terugbrengen. Onvergetelijk zal hij blijven voortleven in de gedachte van zijn goede vrouw en kinderen, met wie
hij de band van liefde voor meeleven en meelijden, met het grote leed de laatste jaren, nog was gesterkt.
Onvergetelijk in de gedachte van de velen die hem kenden en hebben meegemaakt als een rechtschapen vriendelijk
en meelevend mens. Wij vinden het jammer dat de welverdiende rust in zijn mooie nieuwe woning en tuin te kort
heeft geduurd en is verguld door de niet te genezen kwaal, maar het sterkt ons vertrouwen, dat een veel groter
geluk hem is ten deel gevallen. Gods goedheid geve de nabestaanden de kracht het grote verdriet in liefdevolle
verbondenheid te dragen. Hij ruste in vrede. Wij danken u voor uw betoond medeleven bij het overlijden van mijn
lieve man, onze zorgzame vader en lieve opa.'
7.
Truus van Lieshout woont thans te Uden.
(Bron: Gerard en Annemarie van Asseldonk, Toon & Sijn van Asseldonk. Het dunne draadje met een omvangrijke buit. (Veghel 2005) 114.) |