Claes van der Asseldonck Wellen van der Asseldonk Jacob Matheus Jacobszn Jacob Hendrick Jacobszn

Weetjes

01 Internet bevat een ongelofelijke hoeveelheid informatie. Google gaf op 7 november 2003 ongeveer 2.400 documenten met 'Asseldonk', en nog eens 92 met 'Vanasseldonk' en elke dag worden het er meer. Via internet kan men in  de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag zoeken en in de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg, inclusief haar Brabantcollectie. Met enkele klikken heeft men dan een lijst van het meeste wat 'Van Asseldonken' ooit publiceerden. Zoek op 'Asseldonk' in het archief van de regionale kranten en men vindt berichten als: Rolf van Asseldonk wil piloot worden, de elfjarige Wouter van Asseldonk uit Wageningen is 'vet zenuwachtig' voor een skateboard wedstrijd, terwijl de dappere Tiny van Asseldonk uit Volkel de Kerk voor het Europese hof daagde, omdat ze geen diaken mag worden. Men kan lezen wat Piet van Asseldonk, eindredacteur van de TV-programma's NOVA en NOS-Aktueel, schreef over het gewetensonderzoek van de media na de aanslagen van 11 september 2001 en de opgang van Pim Fortuyn, waarom Maarten van Asseldonk uit Mariaheide naar Denemarken verhuisde, over de voetbal- en ruitersportprestaties van Van Asseldonken en nog veel meer. Uit respekt voor privacy beperk ik me op deze website voor de nu levende generaties tot algemene informatie en informatie uit openbare bronnen. Gecombineerd met de stamboom ontstaat toch een beetje een 'Big Brother effect', daarom respekteer ik alle wensen over wat men al dan niet op de website wil. Hierna volgen enkele historische wetenswaardigheden van de familie. Het zijn, zeg maar, de krenten uit de pap.

02 Josina van Asseldonk (1894-1971) was getrouwd met Martinus van Dooren. Het echtpaar woonde in Veghel aan het Dorshout. Van deze familie is een familiekroniek bewaard gebleven, die een fascinerende kijk biedt op het leven in Veghel in de eerste helft van de twintigste eeuw.

03 Claes Grieten van Heesch, alias van der Asseldonck (ca. 1355-1415) vocht in 1388 aan Brabantse zijde mee tegen de Geldersen. De Geldersen waren, in tegenspraak met een vredesakkoord uit 1387, niet uit Grave weggetrokken. Zelfs hadden zij de stad extra versterkt. Troepen uit de steden Leuven, Brussel, Nivelles en uit de Meierij van ‘s-Hertogenbosch werden opgetrommeld. De totale Brabantse troepenmacht zou ongeveer 40.000 man bedragen, waaronder 15.000 voetknechten, aangevoerd door 800 ridders te paard. In de zomer van 1388 volgde het beleg van Grave. De beschietingen en bombardementen op de stad haalden die hete zomer echter niet veel uit, zelfs een gehoopte uitbraak van pest, via overgeschoten kadavers met ondragelijke stank, bleef uit. De in Grave en omgeving gelegerde Gelderse troepen stoorden regelmatig de belegeraars. Brabant kon Grave aan de maaszijde niet belegeren. Via de Maas bleef er een open verbinding bestaan met het Gelderse achterland. De Brabanders besloten een legeronderdeel naar de overzijde van de Maas te brengen. Op een van de laatste dagen van juli 1388 staken circa 10.000 Brabanders, waaronder Claes Grieten van der Asseldonck, tussen  Ravenstein en Niftrik de Maas over. Doordat de militaire route en maasovertocht gepaard waren gegaan met veel plundering en brandstichting, verraadden rookpluimen de posities van de Brabanders. De Geldersen besloten tot een directe aanval in de vroege morgen van de 30e juli over te gaan. De verrassingsaanval van de Gelderse troepen geschiedde in vol galop, waarop algehele paniek onder de Brabantse gelederen uitbrak. Circa drieduizend doden bleven op het slagveld. Een vluchtende ongeordende groep van circa 1,200 Brabanders sprong vluchtend in de Maas. De gehele slag duurde nauwelijks twee uur. Naast de gesneuvelde Brabanders werden er ook veel krijgsgevangen genomen, waaronder Claes Grieten van der Asseldonck. De krijgsgevangenen werden naar Nijmegen gebracht. Minder kapitaalkrachtige Brabanders zaten jaren gevangen en moesten muren metselen aan de zuidkant van het Valkhof. In het Gelders hertogelijk archief bevindt zich informatie betreffende het innen van het losgeld van Brabantse gevangenen, die gescat syn. De gevangenen kwamen van Hees, Nystelrade, Os, Berchgen, Roessmael ende Sunte Helprechts, Giffen, Dynteren, Heeswyc, Vechgel, Nuwelant en Erpe. Een van hen is Claes Margr(iet)den soen, waarvoor 10 schilden betaald werd. Dit is aan de lage kant. Van de 225 gevangenen die in de lijst genoemd worden, werd voor 154 meer dan 10 schellingen betaald. Het losgeld wordt pas genoemd in de rekening van de Gelderse rentmeester van 1397-1398, wat betekent dat Claes jaren in Nijmegen vast heeft gezeten. Dat verklaart het gat in de geboortedata tussen zijn eerste drie kinderen en zijn latere 8 kinderen tussen ca. 1385 en ca. 1395 .


04 Anna van Asseldonk leefde van 1600 tot 1638. Ze erfde van haar vader Cornelis, een rijke Bossche lakenkoopman, een vermogen. In Veghel (op Jekschot) bezat ze de Heihoef, die ook wel 'de Asseldonkse Hoef' genoemd werd. Na de verovering van Den Bosch in 1629 vluchtte ze naar het Leuven, waar ze op het Groot Begijnhof woonde. Ze was ziekelijk en werd rond 1637 verpleegd in Brussel. Nadat ze gestorven was, werd haar lichaam in een met pek dichtgesmeerde 'schrijnhoute verheven dootkiste' in een koets getrokken door vier paarden naar Leuven vervoerd. Anna stelde met een deel van haar vermogen - nog steeds bestaande - studiebeurzen in voor arme familieleden en wezen. Ook liet ze een weeshuis in Aken bouwen en een huis voor meisjes op het Groot Begijnhof in Leuven. In het reglement voor dit Leuvense huis, het 'Convent Asseldonk', schrijft ze: 'ende dat Godt gaeve de stadt 's-Hertogenbossche wederom conincx worde, begeire dat dese burse ende alimentatie sullen aldaer getransporteert worden ende gestelt aldaer op den beghynhoff'. Den Bosch kwam echter niet meer terug onder het gezag van de koning van Spanje. In 's-Hertogenbosch is een straat naar Anna genoemd. Anna van Asseldonk werd begraven in de kerk van het Groot Begijnhof te Leuven, waar men vóór de preekstoel nog steeds haar grafsteen kan zien liggen. Eens stond hierop haar familiewapen, maar dat werd weggebeiteld tijdens de franse bezetting aan het einde van de achttiende eeuw. Er zijn verder geen afbeeldingen van een familiewapen van de familie Van Asseldonk bekend. 


05 Joannes Rijders van Asseldonk was een geleerde Dominicaan. Hij leefde van 1591 tot 1658. Hij bevorderde de kloosterdiscipline en vervulde veel functies binnen zijn congregatie. Joannes verdedigde in Leuven het Jansenisme, een stroming binnen de katholieke Kerk, met nadruk op onderwerping aan Gods genade en een haast ascetisch leven. Toen het Jansenisme door de paus verboden werd, legde Van Asseldonk zich daar uiterlijk bij neer. Via de Mechelse bisschop probeerde hij nog wel de paus op andere gedachten te brengen. Hij was enige tijd adviseur en zaakgelastigde van de Bossche bisschop Ophovius. Van Asseldonk zorgde ervoor dat de Domincanen na de verdrijving uit Den Bosch in 1648 na allerlei omzwervingen uiteindelijk in Mechelen een nieuw klooster mochten bouwen. 

06 Hendrick van Asseldonk (1638-1694) uit Veghel is de meest recente gemeenschappelijke voorouder van alle tegenwoordig levende 'Van Asseldonk'. Zijn eerste vrouw werd in 1687 in Veghel begraven. In februari 1689 stuurde de Veghelse pastoor een brief naar Leuven, met het verzoek Hendricks zoon Antonius in aanmerking te laten komen voor een studiebeurs, gesticht door de Bossche Anna van Asseldonk. De pastoor schreef dat Hendricks vrouw voor haar sterven lange tijd ziek was en dat Hendrik veel geld uitgaf voor medicijnen. In november 1689 hertrouwde Hendrick, waarna nog twee zoontjes geboren werden. Toen Hendrick in 1694 overleed liet hij zoveel schulden na, dat al zijn bezit openbaar verkocht werd.  Het betrof veelal belastingschulden en geleende bedragen, maar ook vanwege uitgaven voor bijvoorbeeld zijn doodskist en voor 'borsrocken' en 'hemtrocken' voor de kinderen. Hendricks weduwe, die tevergeefs probeerde het echtelijk bed terug te kopen, mocht nog een aantal jaren met de kinderen in het huis blijven wonen.

07 In de nacht van 17 op 18 juli 1749 vond er een gruwelijke roofoverval plaats op het huis van Hendrick van Asseldonk (1713-1784) en Jenneke Vogels in Veghel aan het Ham. De boeven hadden een doorgang onder de dorpel van de achterdeur gegraven. Ze gooiden kruit in het vuur, waarna Hendrik en zijn vrouw wakker werden. Er stonden drie gewapende mannen in de kamer, die de boer en boerin neersloegen en boeiden. Ook de kinderen werden vastgebonden. De inbrekers haalden zes gulden uit de kast, terwijl Jenneke smeekte 'dat zij dog haer leeven alsmede van haere onnosele kinderen wilde spaeren.' De boeven sloegen met een stok, om meer geld vragend. De tang van de open haard werd heetgemaakt en Hendrick en Jenneke werden daarmee in hun benen geknepen. De dieven zeiden: "Soo dit nijpen met deese gloijende tang nog niet genoeg is, sullen wij, soo gij uw gelt niet wijst, den hals affsnijden." Terwijl hij het broodmes op Hendricks keel hield, zei een van de boeven: "Ik mag wel leijden dat mij de duijvel hael, soo ik uw keel niet afsnij, indien gij geen gelt meer en wijst." Uiteindelijk vertrokken ze met de buit, zeggend: "Wij kennen den duijvel wel, want die konnen wij genoeg dwingen. En soo wij dat hooren, dat gij ons beklapt hebt, koomen wij wederom, al wast over twee jaeren en sullen u huijs in brandt steeken en laetende u leevendig in verbranden." De volgende dag schreven de Veghelse schepenen in hun relaas: Hendrick en zijn vrouw 'hebben ieder twee quetsuure op haer hooft, verschijde blauwe placken van de toegebragte slaegen op haer lichaem. Daerbij ieder aen een been deerlijk gebrandt en soodaenig van de gegeeve quetsuure gebloijt, dat haer hemden, ons schepenen vertoont, niet anders als bloet geleekenen.' De inbrekers zeiden dat ze verwachtten Hendricks alleenwonende moeder aan te treffen, maar die was kort daarvoor overleden.

08 In de nacht van 31 mei op 1 juni 1795 vond er in Veghel aan het Ham weer een gewapende roofoverval plaats, Dit keer op het huis van Martinus van Asseldonk (1753-1796) en Catharina Frankevoort. De inbrekers forceerden de deur met een zware houten balk. Zij boeiden de boer en boerin en haalden geld en kleren uit de kast. Ze vroegen: "Waer is uw gouden kruijs?" Martinus antwoordde: "Dat is weg, dat hebben de Franse meede." De lamp ging uit en een van de boeven vroeg: "Heb je geen swavelstok?" Martinus antwoordde: "Neen." "Als ik swavelstokken in uw huijs vind, maak ik uw allen capot!" De lamp werd weer aangestoken. Ondertussen was Martinus' oudste zoon Dirck, die een paar dagen daarvoor 18 geworden was, naar de zolder geslopen. Vanuit het zolderraam begon hij om hulp te roepen. De boeven die buiten op wacht stonden dreigden hem 'capot te sullen schieten', als hij niet zweeg, Dirk sprong terug en bleef roepen. Dat alarmeerde de buren, Willem Frankevoort en Jan Raijmakers  en de boeven smeerden hem. Ze liepen de buren tegen het lijf. Een van de boeven liet van schrik een deel van de buit vallen voordat hij wegrende. De andere boef was gewapend. Hij dreigde: "Goddomme wijk, oft het gaat er door!

09 Jan van Asseldonk werd in 1789 in Veghel geboren. In oktober 1811 trad hij in het leger van Napoleon. Korte tijd later nam hij deel aan een veldtocht naar het oosten. Het laatste wat we van hem weten dat hij op 21 april 1812 te Bromberg in Polen als vermist wordt opgegeven.

10

Op 25-11-1817 om 13.30 uur hoorde Josephus Franciscus de Kuyper, burgemeester van Veghel, dat Adriaan van Asseldonk, oud circa 72 jaren, in een niet ver van zijn huis gelegen veld, genaamd het Wuyten, 'de koebeesten op de spurrie tuyerende door het onweeder was doodgeslagen, benevens de drie by hem hebbende melkkoeyen'.

De burgemeester ging direct naar de plaats des onheils, geassisteerd door zijn adjunct en twee in
Veghel wonende dokters. “en by inspectie bevonden dat den voornoemden van Asseldonk (die door zyn zoon inmiddels met de kar was tehuys gehaald en waar op hy in de schop nog werkelijk levenloos lag) een ligte kneusing ter groote van een stuyver booven op het hoofd had, en dat aan de regterzyde zyne haaren door het vuur geheel verschroeyd waaren, kunnende men overigens niets aan het lighaam bespeuren dan een ligte verschroeying te zyde aan het voorhoofd, hebbende de doctooren naar alle middelen in het werk gestelt te hebben ten einde te bespeuren of er nog leeven was, verklaard geenen tekenen hoegenaamd van leeven te kunnen vinden.

Voorts ons
(..) begeeven hebbende ter plaatse genaamd het Wuyten alwaar het ongeval gebeurt was, hebben wy bevonden dat cirka twintig treeden van een eyken wal op een groote vlakken akker drie koebeesten waar van de  eenen met de voet nog aan den tuyerpaal was vastgemaakt in een oppervlakte van cirka vyff vierkante stappen by elkander daar op den grond laagen uitgestrekt, en zeer dik opgezwollen, waarin kunnende men ten duydelykste aan de huyd der beesten de uitwerking van den weerligt waardoor de haaren in diverse rigtingen waaren verschroeyd en dippe spooren op sommige plaatsen tot door het vel gebrand, bespeuren in het midden tussen de beesten lag den hoed van den overleedenen waer van een groot gedeelte in stukken was geslaagen.

Waernaer wy den zoon van den overleedenen, Willem van Asseldonk, landbouwer alhier, hebben ondervraagt (die zynen vader met de kar had huyswars gereeden), die ons heeft verklaard dat de dienstmaagd van het huys, Willemyn van Kol, naar den eerste donderslag die zig deed hooren, cirka quartier voor twaalf uuren naar het veld was gegaan ten einde den ouden man die aldaar de koebeesten aan de spurrie tuyerde te helpen huyswaards brengen, zy den ouden man benevens de drie koebeesten dood ziende leggen, zeer ontstelt huyswards is geloopen, dat hy daarop dit hoorende direct naar opgenoemde plaats is gegaan, en aldaar de beesten in dezelfde positie heeft gevonden als door ons gezien is, en dat zyn vader tussen de koebeesten op zyn aangezigt dood ter aarde lag, hebbende in zyn linkerhand het touw waaraan de twee beesten waaren vastgemaakt met waarschynelyke intentie om de nog vast staande koe los te maaken en voor de buy huyswaards te leiden.”

11 Hendrik van Asseldonk (1766-1830) kreeg in 1799 toestemming om in Veghel een bierbrouwerij op te richten. Later had hij in Veghel aan het Hoogeind een herberg. Ook was  hij grutter en brugwachter. Zijn dochter Arnoldina was een ongehude moeder. Haar zoon overleed op 17-jarige leeftijd. Wat er van Hendriks zoon Franciscus (geboren in 1802) geworden is, was me een raadsel totdat Max Ogier uit Tiel me op 26 oktober 2003 schreef dat hij een zilveren doosje bezit met afmeting 8.4 cm x 3.8 cm x 2.5 cm. Op de bovenzijde van de deksel staat de inscriptie: 'Hulde Aan Naauwgezette Pligtsbetrachting', en aan de binnenzijde van de deksel: 'Regenten der R.C. Weezen en Armen van 's-Gravenhage aan den vader F. van Asseldonk 1 augustus 1839'. Hoe komt een brouwers- en herbergierszoon uit Veghel in Den Haag terecht als verzorger van weeskinderen? Wat is er verder van Franciscus geworden? We weten het nog niet. Vermoedelijk had Franciscus zelf geen erfgenamen, want het zilveren doosje moet via zijn tien jaar oudere broer Theodorus, de stamvader van de Bossche en Vlijmense Van Asseldonken, in de Bossche tak vererfd zijn. 

12 Aart van Asseldonk (1745-1804) hield in Gemert aan het Haageind herberg in een kamer van zijn huis. Op 13 oktober 1801 zaten er een aantal gasten te drinken. Heijn Bos-nel wilde een zak noten verkopen. Zonder aanleiding riep Laureijns van den Boom plots "Heijn ik heb de pik op jouw," en sloeg Heijn met zijn vuist tegen de grond. Laureijns was die dag al eerder mensen met een mes te lijf gegaan en ook nu trok hij zijn mes. Heijn Bos-nel liep naar de achterkeuken en deed daar zijn beklag bij Aart van Asseldonk. Aart maande in de kamer tot kalmte. Laureijns vroeg of Aart soms partij trok voor Heijn. "Nee," zei Aart en hij liep weer terug naar de achterkeuken.  Laureijns volgde hem en sneed Aart van boven door de bol en rand van de hoed. Het mes raakte de linkerkant van Aarts neus, ging door een mouw van zijn vest en sneed in de linkerschouder naast zijn hals. In doodsangst sprong Aart bovenop Laureijns en ze rolden op de vloer. Nadat Laureijns beloofde op te houden, liet Aart hem los. Maar Laureijns sneed Aart hierna opnieuw in het gezicht. Aart verborg zijn gezicht angstig in de schoot van zijn vrouw. Laureijns dwong hem tot drie keer toe op zijn knieën vergiffenis te vragen. Nog zocht Laureijns ruzie. "Hebt gij soms nog puisten," vroeg hij met zijn mes in zijn opgeheven hand. Aart wachtte niet af en ging er vandoor. Heijn duwde Aarts vrouw opzij en ging achter Aart aan. Aart wist veilig de drossaard te bereiken. Laureijns van den Boom werd gearresteerd, gevangen gezet, maar wist enkele weken later te ontsnappen, waarna hij Gemert ontvluchtte.
 
13 Aart van Asseldonk (1804-1890), bijgenaamd Cavaillac, leidde in februari 1849 in Gemert een oproer van arme wevers. Er werden in Gemert hongerlonen betaald. Vanwege de concurentie waren de lonen steeds lager geworden en bovendien moesten de wevers hun etenswaren in de winkel van de fabrikant kopen. Nadat de lakenfabrikanten in Helmond en Asten in 1849 hun lonen verhoogd hadden, vroegen de Gemertse wevers hun fabrikanten dit ook te doen. De wevers kozen Aart van Asseldonk, die welbespraakt was, tot hun aanvoerder. De weefgetouwen werden stilgelegd en Aart overhandigde drie eisen aan de fabrikanten: terug naar de lonen van 1844, geen werk geven aan wevers van elders en normale marktprijzen in de winkel van de fabrikant. De Gemertse pastoor schreef aan de Bossche bisschop: 'Dit al geschiede met zulke statigheid van den aanvoerder, dat het 100den aanschouwers (..) deed lachen, en het blijspel werd met de Fabrikanten lang zullen zij leven toe gesloten'. De fabrikanten gingen akkoord. Daarmee zou de zaak afgedaan zijn, als de burgemeester van Gemert ondertussen niet de marechaussee had laten komen. Deze wilde Aart van Asseldonk gevangen nemen. Binnen korte tijd waren er duizenden mensen op straat. Aart moest tussen twee marechaussee-paarden in te voet naar Den Bosch. Bij de Beekse Dijk stonden vrouwen met stenen in de hand. Zij vroegen: "Vadertje, zullen we?" Maar Aart antwoordde: "Neen, kinderen, laat het maar." Van Asseldonk sprak de menigte toe zich kalm te houden om het allemaal niet erger te maken. Het volk was woedend en 's avonds werden bij de fabrikanten, de burgemeester en andere leden van het dorpsbestuur de ruiten ingeslagen. De tien marechaussees durfden niets te doen. De volgende dag arriveerde er een afdeling van 115 soldaten. Toen de mensen uit de hoogmis kwamen, stonden de soldaten op het kerkplein opgesteld. De mensen drongen de soldaten tegen de tegenoverliggende huizen, waarmee de menigte tevreden was. Aart werd enkele dagen later vrij gelaten.

14 De Kruisheer pater Antonius van Asseldonk werd in 1892 in Erp geboren. Vanaf 1918 verbleef hij in Rome, waar hij in het voorjaar van 1926 de beweging Amici Israël oprichtte. De beweging  bepleitte vriendschap met en bidden voor het Joodse volk. Eind 1927 waren er al 19 kardinalen, 278 bisschoppen en ongeveer 3.000 priesters lid van Amici Israël. In het voorjaar van 1928 werd de beweging door de Kerk verboden. Voor pater Antonius was dat een zware klap. Hij bezocht in 1928 het Heilige land. Van 1930 tot 1938 verbleef hij als missionaris in Java. Hierna gaf hij tot 1957 les in het kruisherenklooster in Hannut (België). Daar ontplooide hij zich ook als historicus. Vanaf 1957 tot aan zijn dood in 1973 verbleef hij in Wenen. Antonius heeft de stamboom van Van Asseldonk onderzocht. De resultaten van dat onderzoek zijn nooit gevonden. Uit wat hij erover tegen anderen vertelde blijkt dat hij tot ongeveer het jaar 1700 teruggegaan is.

15 In de jaren dertig van de twintigste eeuw verhandelde Piet van Asseldonk,  wonende in Den Boskant (gemeente Sint-Oedenrode) sigaren onder de naam 'Asseldonkers Rooy'.

 

16 Als de oudste bekende voorouder Jacob, die rond 1490 geboren is, een koning geweest zou zijn, dan zou de kroon nu op het hoofd staan van Arno van Asseldonk, Burgemeester van de Weidenlaan 76, 5741AV Beek en Donk.  Hij is de huidige oudste zoon van de oudste zoon enzovoorts. De 'stamhouder' van de hele familie dus. De jongste zoon van de jongste zoon (enz.) is Tom, zoon van Aloysius van Asseldonk en Isedora van Stiphout. Hij werd op 30 juni 1990 in Mariaheide geboren.

17 Kunstenaars:
1. Arnoldus van Asseldonk (1828-1899) werd geboren in 's-Hertogenbosch. Hij was beeldhouwer en leraar aan de  Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten in die stad. Max Ogier uit Tiel beheert het archief van de inmiddels uitgestorven Bossche familie Van Asseldonk en bezit geschilderde portretten van Arnoldus van Asseldonk en zijn vrouw, geschilderd door de Bossche kunstschilder Slager.
2. Gerarda van Asseldonk (1902-1987) trouwde in 1923 in 's-Hertogenbosch met Marinus Ogier, leider van het Bosch Stedelijk Orkest.
3. Op 15 juli 2000 werd in het Jan Cunen museum te Oss een expositie van schilder Arjan van Asseldonk geopend.
Aanvullingen zijn welkom.

18 Doctors, met jaar van promotie en onderwerp:
1. Pater Joannes Rijders van Asseldonk (1629, theologie)
2. Pater Antonius van Asseldonk (1919, theologie)
2. Pater Marianus Maria van Asseldonk (1939 of 1943, theologie)
4. Pater Gerardus van Asseldonk (1955, theologie)
5. Martien van Asseldonk (1994, biologische chemie)
6. Ton van Asseldonk (1998, management)
7. Marcel van Asseldonk(1999, farm-management)
8. Martien van Asseldonk (2002, geschiedenis)
Aanvullingen zijn welkom.

19 En we hebben vanaf begin 2013 een burgemeester in de familie: Toon van Asseldonk (1953)

Afkortingen Historische sites